CPB: leenstelsel schrikt niet af, studenten lenen wel flink extra
Laura Steenbeeke
redacteur Binnenland
Laura Steenbeeke
redacteur Binnenland
De toegankelijkheid van het hoger onderwijs is niet veranderd door de invoering van het leenstelsel, concludeert het Centraal Planbureau (CPB) in een onderzoek naar de eerste effecten van het leenstelsel.
De instroom in het hoger onderwijs bleef na de invoering van het leenstelsel gelijk: net als voorheen kiest zo'n 85 procent van de havo- en vwo-leerlingen voor een opleiding aan het hbo of de universiteit. Ook kinderen van ouders met lage inkomens zijn niet minder gaan studeren.
Studenten zijn wel meer en vaker gaan lenen, gemiddeld zelfs hogere bedragen dan ze voorheen aan beurs kregen. Gemiddeld leent een student afkomstig van de havo 500 euro per maand. Een student afkomstig van het vwo leent 600 euro per maand.
Geen reden om terug te draaien, kan wel politieke keuze zijn
Het Planbureau stelt dat het onderzoek geen argumenten levert om het leenstelsel af te schaffen of om de aanvullende beurs uit te breiden of te verhogen.
"Als je het belangrijk vindt dat iedereen kan studeren, en dat er niet bepaalde groepen onevenredig worden benadeeld, zien we met dit onderzoek in handen geen reden om het leenstelsel terug te draaien", zegt onderzoeker Jonneke Bolhaar.
Wel kan het terugdraaien van het leenstelsel een politieke keuze zijn, benadrukt het CPB. Studentenorganisaties pleiten al lang voor afschaffing van het stelsel. Studenten ervaren volgens hen een enorme druk om snel af te studeren, blijven vaker thuis wonen en houden maar weinig tijd over naast werk en studie.
De politieke steun voor het leenstelsel zakte het afgelopen jaar tot een dieptepunt. PvdA en GroenLinks, twee van de vier partijen die achter de invoering van het leenstelsel stonden, keerden zich ervan af. Het leenstelsel wordt op dit moment geëvalueerd door het ministerie van Onderwijs.
Studenten lenen meer dan ze kwijt zijn geraakt
Een opvallende conclusie van het CPB is dat studenten meer lenen dan ze voor de invoering van het leenstelsel aan beurs kregen. Ze lenen dus niet alleen het bedrag van de oude basis- of aanvullende beurs, maar ook nog een extra bedrag daar bovenop.
Studenten afkomstig uit het vwo leverden gemiddeld per maand 125 euro in doordat de basisbeurs werd afgeschaft, en gingen 280 euro meer lenen. Studenten afkomstig van de havo raakten gemiddeld 80 euro kwijt en gingen 180 euro extra lenen.
"Mogelijk ervaren studenten vooral een drempel om te lenen, en nemen ze, als ze die drempel eenmaal over zijn, makkelijker een ruime lening", verklaart het CPB. Ook kan het 'gewoner' zijn geworden om te lenen, omdat een groter deel van de studenten het doet.
Vooral studenten uit gezinnen met lage inkomens zijn meer extra gaan lenen, terwijl deze groep er dankzij de aanvullende beurs het minst op achteruit is gegaan.
Niet meer gaan werken
Nog een opmerkelijke conclusie: studenten zijn niet vaker of meer gaan werken sinds de invoering van het leenstelsel. Gemiddeld werkt ruim 60 procent van de studenten afkomstig van de havo en 45 procent van de studenten afkomstig van het vwo naast de studie.
CPB-onderzoeker Jonneke Bolhaar denkt dat studenten mogelijk minder kunnen werken doordat ze bij hun studie meer onder druk worden gezet. "Denk bijvoorbeeld aan het bindend studieadvies dat bij het overgrote deel van de studies wordt gehanteerd."