Bouw tijdelijke woningen hapert, vooral door gebrek aan locaties
Stan Rombouts en Bas de Vries
redacteuren Binnenland
Stan Rombouts en Bas de Vries
redacteuren Binnenland
Woningcorporaties bouwen minder tijdelijke huizen dan zij zouden willen in de strijd tegen het woningtekort. Belangrijkste reden daarvoor is hetzelfde probleem als bij 'normale' woningen: gemeenten stellen te weinig locaties beschikbaar.
Dat blijkt uit een enquête van Aedes, de koepel van corporaties, onder 86 van zijn leden. De sociale verhuurders hebben wel plannen voor de komende jaren: de helft wil 'flexwoningen' bouwen. Maar in zowel 2017 als 2018 bleef de teller op zo'n 1500 per jaar steken. Over vorig jaar zijn nog geen gegevens beschikbaar.
Gescheiden mensen
De Tweede Kamer en minister Van Veldhoven (Wonen) zien de bouw van dit soort verplaatsbare huizen als een belangrijke en snelle oplossing voor het tekort van 315.000 woningen dat Nederland naar schatting kent. Vooral de zogenoemde spoedzoekers zouden daarvan moeten profiteren: gescheiden mensen, zwangere vrouwen, statushouders, arbeidsmigranten en daklozen. Maar ook studenten en starters op de woningmarkt die anders geen dak boven hun hoofd hebben.
Vorig jaar nam de Kamer een motie aan voor een 'noodplan woningbouw' , met de bouw van ten minste 15.000 tijdelijke woningen per jaar. De corporaties spraken eind vorig jaar de ambitie uit om daarvan twee derde voor hun rekening te nemen, in lijn met hun grote aandeel van de afgelopen vijf jaar. Maar tot op heden komt er van de beoogde versnelling van het flexbouwen dus nog onvoldoende terecht.
Bezwaren omwonenden
Uit de enquête blijkt dat daar allerlei oorzaken voor zijn, waarvan het gebrek aan locaties er één is. Andere zijn de hoge grondprijs, die het bouwen van tijdelijke woningen weinig rendabel maakt, en de planologische procedures, die soms even lang zijn als bij reguliere woningbouw. Dat laatste komt onder meer door bezwaren van omwonenden, bleek uit een eerder onderzoek. Ook lukt het nutsbedrijven niet altijd om water, gas en licht op tijd in orde te krijgen.
Er zijn ook woningcorporaties die uit principe geen flexwoningen bouwen; zij vinden tijdelijke huizen geen oplossing voor het permanente probleem van het woningtekort.
Uit de fabriek
Bij flexbouw gaat het om woningen die vaak in de fabriek worden gebouwd en in een maand of acht helemaal bewoonbaar kunnen worden gemaakt. Zij blijven maximaal vijftien jaar op dezelfde plek staan. Daarna kunnen zij eventueel elders weer worden opgezet. Lukt dat laatste, dan is de kans groter dat de bouwer zijn investering terugverdient.
Vorig jaar heeft minister Van Veldhoven verschillende maatregelen genomen om de woningcorporaties tegemoet te komen. Zo hoeven zij geen 'verhuurdersheffing' te betalen over verhuur van de tijdelijke woningen, een belasting die de corporaties een doorn in het oog is. Ook heeft zij de maximale termijn die een woning mag blijven staan verlengd van tien naar vijftien jaar. Daarmee is de kans groter dat corporaties hun investeringen terugverdienen.
Reactie minister
Van Veldhoven ziet vooral positieve signalen in de enquête van Aedes. "Je ziet dat de bereidheid groot is bij woningcorporaties om tijdelijke woningen te bouwen", zegt haar woordvoerder.
De minister heeft eind vorig jaar 'versnellingskamers Flexwonen' ingesteld om gemeenten te helpen. Eerder vroeg ze het Planbureau voor de Leefomgeving om geschikte locaties voor flexwoningen in beeld te brengen. In maart komen de eerste resultaten, zegt haar woordvoerder. "Met de resultaten gaan we gemeenten langs om die te bespreken. Daar worden corporaties ook bij betrokken. Vaak zie je dat er in de praktijk meer mogelijk is dan men denkt."