Het oorlogsleed van de Merwedegijzelaars: 'De lijken hingen in de bomen'
Annelies Hoelen
redacteur NOS Evenementen
Annelies Hoelen
redacteur NOS Evenementen
Gedwongen worden om te werken. Soms wel twaalf uur per dag en vaak op een lege maag. In de Tweede Wereldoorlog was dit voor 300.000 Nederlandse mannen de harde realiteit.
De mannen - in werkelijkheid meestal nog jongens - werden in de laatste jaren van de oorlog vooral geronseld via razzia's. Dat gebeurde ook op 16 mei 1944 in de dorpen rondom de Merwede.
"Het krioelde van de Duitsers", vertelt de destijds 19-jarige Kees Mijnster hierover. Hij is één van de honderden jongens die die dag op hardhandige wijze zijn opgepakt en weggevoerd naar kamp Amersfoort. In de documentaire De Merwederazzia, van gijzelaars naar dwangarbeiders - vanavond om 20.30 uur op NPO 2 - is Mijnster één van de overlevenden die zijn verhaal vertelt:
De razzia kwam niet uit de lucht vallen. Het was een vergeldingsactie van de Duitsers, nadat leden van het verzet twee landwachten van de NSB om het leven hadden gebracht.
Want een maand eerder was het een landwacht die bij de spoorwegovergang in Giessendam de nietsvermoedende Wouter Smit koelbloedig doodschoot. Smit was bakker, vader en bovenal een doodnormale man. "Hij was niet rebels", vertelt zijn zoon Piet Smit. "Ik mocht nooit iets zeggen over de Duitsers, want mijn vader was bang dat hij ervoor opgepakt zou worden."
Als bakker Smit 's avonds naar huis loopt, moet hij stoppen om zijn persoonsbewijs te laten zien. Maar hij hoort het bevel van de landwacht niet. Die schiet meteen en niet veel later sterft Smit.
De beul van kamp Amersfoort
Niemand kon voorzien dat de dood van bakker Smit uiteindelijk zou leiden tot de Merwederazzia, waarbij tweehonderd jongens werden opgepakt en weggevoerd naar kamp Amersfoort. Een tiental werd na enige tijd vrijgelaten; Mijnster was één van hen.
Minder geluk hadden Bas van der Starre en Marius den Breejen. Beiden waren getuige van de gruwelen van Kamp Amersfoort. Er was honger, vermoeidheid, kou. En angst, vooral voor 'kampbeul' Joseph Kotälla. "Die trapte je ondersteboven", zegt Den Breejen. "Dan stond je in rijen en trapte hij iedereen in z'n ballen."
Veel van de jongens die tijdens de Merwederazzia zijn opgepakt, moesten uiteindelijk naar Duitsland om gedwongen te werk te worden gesteld. Den Breejen was één van die jongens. "Onderweg hebben we nog bombardementen gehad, het was een rotzooitje", vertelt hij.
Dan brak de hel los op aarde.
Het was een voorproefje voor wat hem te wachten stond. Het kamp waar Den Breejen terechtkwam, stond dicht bij een belangrijk fabrieksterrein; bombardementen waren daar aan de orde van de dag. "Dan brak de hel los op aarde. De lijken hingen in de bomen en bomen stonden naast het gat waar ze gegroeid waren."
Ook Van der Starre kwam terecht in Duitsland, in een kamp bij het dorpje Walbeck. Hij moest hier in een ondergrondse zoutmijn onderdelen maken voor de Duitse gevechtsvliegtuigen.
"Het was een zwaar leven", vertelt dochter Heleen van der Starre. De mannen moesten twaalf uur per dag onder de grond werken. Ze kregen amper te eten en velen werden ziek door de slechte omstandigheden in het kamp.
Niet alle jongens die werden opgepakt bij de Merwederazzia, overleefden de ontberingen van de kampen. 26 jongens kwamen nooit meer thuis. "Allemaal jonge jongens zijn er doodgegaan, dat wordt weleens vergeten", zegt Den Breejen.
Dat gevoel had Bas van der Starre ook. Hij bleef zijn leven lang teleurgesteld dat het oorlogsleed van dwangarbeiders in Nederland nauwelijks wordt erkend, vertellen zijn dochters. "Na de oorlog zijn ze miskend, er is niet meer naar ze omgekeken. En dat is heel pijnlijk."