'Ik waarschuwde al jaren voor radicaliserende moslims in Sri Lanka'

• Robert Chesal

  redacteur Buitenland

"Iedereen is erg gespannen. Wij zijn nog in shock." Dat zegt Reyyaz Salley, voorzitter van een van de oudste islamitische gebedshuizen in Sri Lanka. "We hebben geen geschiedenis van geweld tussen moslims en christenen in dit land."

Na de aanslagen door moslimextremisten, waarbij ruim 250 mensen omkwamen, vonden er op Sri Lanka christelijke wraakacties plaats tegen moslims. The New York Times doet verslag van vergeldingsacties door christenen in de stad Negombo, waar meer dan de helft van de slachtoffers viel.

De afgelopen dagen werden moslims belaagd door christelijke mannen die huizen binnendrongen en mensen in elkaar sloegen. Veel slachtoffers zouden ahmadi-moslims zijn, die vanwege hun geloof uit Pakistan gevlucht waren. Honderden vluchtelingen zijn gisteren Negombo ontvlucht om aan de wraakacties te ontkomen.

Om te voorkomen dat de situatie nog meer uit de hand loopt hebben de aartsbisschop, de belangrijkste imams en andere religieuze leiders gisteren op het kantoor van de Sri Lankaanse president besproken hoe ze de vrede kunnen bewaren.

Moslimgeleerde Akram Nooramith, bestuurslid van de landelijke organisatie van moslimgeestelijken, is heel tevreden met de reactie van de kerkleiding. "De kerk heeft heel duidelijk gemaakt dat de aanslagen met Pasen niet de schuld zijn van de moslimgemeenschap, maar van een klein aantal misleide mensen."

De moslimgeleerde heeft namens zijn geloofsgenoten toegezegd dat moslims vandaag na het vrijdagavondgebed "onze mouwen gaan opstropen en meehelpen met de wederopbouw van de kerken en huizen van de christenen."

Het is de vraag of de verzoening tussen de moslims en christenen in Sri Lanka hierdoor op gang komt en het geweld zal afnemen. Tussen moslims onderling ziet het er sowieso minder rooskleurig uit, vertelt Reyyaz Salley. Hij laat de Dewata-Gaha moskee in de hoofdstad Colombo streng bewaken. "Het voornaamste gevaar voor ons komt van de moslimfundamentalisten," zegt hij.

"We zijn soefi-moslims en onze moskee is een heiligdom die door mensen van alle religies wordt erkend. Behalve door de fundamentalisten: die noemen het een tempel of zelfs een kerk."

De frustratie in Salleys stem klinkt duidelijk door als hij telefonisch zijn verhaal doet tegenover de NOS. Hij vertelt dat hij en zijn broer, die de gouverneur is van de dichtstbevolkte provincie van het land, de Western Province, regelmatig worden bedreigd door moslimextremisten.

Een paar maanden geleden waarschuwde Salley de inlichtingendiensten. "Ik had video's gezien waarin extremistische jongeren gematigde moslims bedreigden. Maar de inlichtingendiensten deden er niets mee."

Hij zegt dat het probleem, en de ontkenning daarvan, al jaren speelt.

"In 2008 ben ik samen met mijn broer naar de pers gestapt om te zeggen dat extremistische moslimgroeperingen in opkomst waren. Maar in plaats van dat ze naar ons luisterden, werden we zelf beschuldigd van het opstoken van religieuze haat. En nu is mijn moskee ook doelwit."