Daling aantal dierproeven stopt, 'soms kun je er niet omheen'
Het aantal dierproeven is in 2017 met ruim 80.000 gestegen ten opzichte van het jaar ervoor, blijkt uit cijfers van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Dat jaar steeg het aantal flink naar meer dan 530.000 dierproeven, na twee jaren van stevige daling.
De daling op de lange termijn gaat langzaam en met horten en stoten, zegt Wim de Leeuw, hoofd van de afdeling Dierenwelzijn aan de Universiteit Utrecht. "Het lijkt erop alsof alle makkelijk te vervangen diersoorten inmiddels zijn vervangen. Daardoor is het lastiger om de dieren die we nu nog wél gebruiken, niet meer te gebruiken", zegt hij.
Soms heb je voor het tot stand brengen van innovaties juist meer proefdieren nodig.
Hij wijst erop dat innovaties niet snel genoeg gaan. "Het gewone werk gaat door, dus zolang er geen andere manier is om het onderzoek te doen, doen we dierproeven. En soms heb je voor het tot stand brengen van die innovaties juist weer meer proefdieren nodig."
De Universiteit Utrecht gebruikt jaarlijks een bepaald aantal katten in het onderwijs voor dierenartsen in opleiding, die moeten leren hoe een kat moet worden behandeld. "Daarnaast werken we aan medicijnen voor dieren", zegt De Leeuw. "Onlangs waren we zó ver met de ontwikkeling van een vaccin tegen kattenziekte, dat we konden gaan testen op katten zelf. Dan heb je meer katten nodig en zie je een plotselinge piek." Volgens De Leeuw hebben deze gevaccineerde testkatten overigens allemaal een tweede leven gekregen als gezelschapsdier.
Vergunning
Dierproeven mogen niet zomaar worden uitgevoerd. Onderzoek mag alleen worden gedaan bij een gecertificeerd instituut, de onderzoeker moet zelf een vergunning hebben en moet die vaardigheden ook bijhouden. "Als je twintig jaar geleden je aantekening hebt gehaald en nu weer dierproeven wil doen, mag dat dus niet", zegt De Leeuw.
Vervolgens wordt een onderzoeksvoorstel door zeker drie commissies op het gebied van dierenwelzijn gekeurd en moet er toestemming zijn voor elke proef afzonderlijk. "Er kunnen maanden tijd zitten tussen het indienen van het onderzoeksvoorstel en het mogen starten met de dierproeven", zegt De Leeuw. "Dat komt doordat de vraag of het onderzoek het waard is steeds terugkomt, net als de vraag of het ook anders kan, zonder dieren."
Dierproefvrij in 2025
Het is de bedoeling dat Nederland in 2025 koploper wordt als het gaat om dierproefvrij onderzoek. De Leeuw verwacht dat dat gedeeltelijk haalbaar is. "Als het gaat om medicijnontwikkeling zijn we al ver. Ook in het onderwijs moet het relatief snel mogelijk zijn om het gebruik van het aantal dieren af te bouwen. Maar voor fundamenteel onderzoek, bijvoorbeeld naar de ontwikkeling van een ziekte gaat het veel langzamer. Je hebt dan echt altijd een levend wezen nodig om te zien welke invloed de ziekte uitoefent op bijvoorbeeld een bepaald orgaan."
De Leeuw denkt dan ook niet dat dierproeven snel verleden tijd zullen zijn en dat we gebruik zullen gaan maken van computermodellen of bijvoorbeeld robots van katten of honden. "Ik denk dat je nooit helemaal om levende wezens heen kunt. Je kunt de perfecte robot hebben ontwikkeld ter vervanging van een bepaald dier en dan doet zich ineens in het echte dier een nieuwe variant van een ziekte voor. Dan heb je niets aan die robot. Voor meer kennis over ziekten bij mensen en dieren kun je niet om proefdieren heen."