OPCW: gifgas gebruikt bij aanval op Syrische stad Douma
De Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW) zegt dat er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat er chloorgas is gebruikt bij een aanval op de Syrische stad Douma, in april vorig jaar. In een rapport concluderen OPCW-inspecteurs dat er "giftige chemicaliën" met chloor zijn aangetroffen. Hoogstwaarschijnlijk gaat het om dichloor.
Bij de aanval op de stad, die destijds in handen was van Syrische rebellen, vielen tientallen doden. Internationaal leidde de aanval tot grote verontwaardiging. Onder meer de Verenigde Staten voerden vergeldingsaanvallen uit op een luchtmachtbasis van het Syrische leger. Damascus heeft altijd ontkend achter de gifgasaanval te zitten.
In het rapport staat verder dat er geen bewijs is dat de aangetroffen chemicaliën zijn vervaardigd in wapenfabrieken die destijds in handen waren van rebellen. Kort na de aanval stuurde het Syrische regime de inspecteurs naar die fabrieken toe voor antwoorden.
Geen schuldige aangewezen
Duidelijkheid over wie er verantwoordelijk is, verschaft de OPCW niet. De inspecteurs hadden voor dit onderzoek geen mandaat om schuldigen aan te wijzen.
In eerdere jaren mocht een gezamenlijk onderzoeksteam van de Verenigde Naties en de OPCW wel verantwoordelijken aanwijzen voor gifgasaanvallen. Uit de rapporten van dat team bleek dat de regering van president Assad meermaals chloorgas en saringas heeft gebruikt. Terreurbeweging IS werd vooral in verband gebracht met het gebruik van mosterdgas.
Het mandaat om schuldigen aan te wijzen, dat was verleend door de VN-Veiligheidsraad, werd eind 2017 echter niet verlengd. Dat gebeurde na een veto van Rusland, een belangrijke bondgenoot van Assad. Toekomstige onderzoeksteams van de OPCW hebben het mandaat afgelopen november overigens teruggekregen.
Aleppo
De OPCW doet op dit moment nog onderzoek naar een gasaanval in Aleppo, afgelopen november. Syrië en Rusland zeggen dat rebellen daarachter zitten.