SS'er Rauter wilde zijn terreur in Nederland wel 'sauber' houden
Lambert Teuwissen
redacteur Online
Lambert Teuwissen
redacteur Online
Hanns Albin Rauter wilde graag verlof. Als hoofd van de SS in bezet Nederland had de Obergruppenführer toegezien op de deportatie van Joden. Had hij verzetsmensen bij de minste verdenking laten executeren. Had onschuldigen uit wraak laten afvoeren naar de kampen. Toen hij gewond raakte bij een aanslag, werden er als represaille 263 Nederlanders doodgeschoten.
Nu hij zijn proces afwachtte in een Nederlandse gevangenis, smeekte Rauters vrouw of hij niet even naar Duitsland kon komen. "We hebben zoveel te bespreken." Zo had hun jongste dochter Almut van 2,5 haar vader nog nooit gezien. Rauter zou zijn erewoord geven dat hij na twee weken zou terugkeren.
"Als het niet zo navrant was, zou het hilarisch zijn", smaalt zijn biograaf Theo Gerritse. "Het zegt ook zoveel over deze mensen. Ik denk dat hij absoluut zou zijn teruggekeerd, als Nederland had ingestemd. Hij had voor zijn uitlevering ook de mogelijkheid gehad om te ontsnappen, maar dat heeft hij uit principe niet gedaan."
Gerritse promoveert vandaag met het lijvige Rauter: Himmlers vuist in Nederland, waaruit het beeld oprijst van een rechtlijnige geweldenaar met een pervers gevoel van eer, waarmee een smerige oorlog ook sauber kon worden gevoerd. Iemand die zichzelf zag als een koene ridder, die gedwongen was steeds harder op te treden tegen de erfvijanden van Duitsland.
"Dat beeld kan wel een beetje nuance gebruiken", meent Gerritse.
Het komt er niet zozeer op neer of de juiste man wordt doodgeschoten, als wel dat er doden vallen op het juiste moment.
Rauter was de meest gevreesde vertegenwoordiger van het Duitse regime in Nederland. Een SS'er zoals hun leider Himmler ze graag mocht zien: rijzig, pezig, onkreukbaar en recht in de leer. Een rancuneuze Eerste Wereldoorlogveteraan die in het roerige Oostenrijk een gehard straatvechter was geworden. Een asceet die niet van hoeren en snoeren hield, niet rookte, niet dronk, niet schranste.
Zijn naam prijkte onder doodvonnissen, en onder de Anordnungen waarmee Joden het leven onmogelijk werd gemaakt. Hij overzag acties van Gestapo, Sicherheitspolizei en Waffen-SS en kon met een dennenboompje in een kantlijn een sluipmoord in de Silbertanne-reeks bevelen, bedoeld als wraak voor verzetsacties tegen collaborateurs.
"Het komt er niet zozeer op neer of de juiste man wordt doodgeschoten, als wel dat er doden vallen op het juiste moment", was zijn overtuiging.
Kijk hieronder naar een reportage van Nieuwsuur-verslaggever Tonko Dop over de oorlogsmisdadiger die tot zijn executie in Scheveningen in 1949 trouw bleef aan Hitlers idealen.
Ondanks zijn belangrijke rol in de bezetting bleef een wetenschappelijke biografie tot nu toe uit. De belangrijkste SS'er in ons land is zelfs grotendeels vergeten. "Men had lange tijd geen oog voor de daders", verklaart Gerritse. "Toen ik Wim van Norden, de oprichter van Het Parool, vertelde dat ik hieraan werkte, vroeg hij: 'waarom is dat nodig?'. Deze mensen waren zo weerzinwekkend voor oud-verzetsmensen, dat er niet over geschreven werd. Ze verdienden die belangstelling niet."
De SS-generaal maakte het zijn biograaf niet makkelijk. Rauter vereenzelvigde zich met het ideaalbeeld van een Germaanse krijger. Doortastend, rechtlijnig, vol kadaverdiscipline. "Als biograaf wil je zo'n man in de ziel kijken, maar dat lukt niet. Ik heb duizenden stukken doorgevlooid, maar het bleef een fanatiekeling, die niks blootgaf van zijn privéleven. Nooit kwam er iets van zachtheid uit."
Toch waarschuwt Gerritse voor het conventionele beeld van Rauter als een bloeddorstige schurk of "roverhoofdman", zoals Loe de Jong hem zag. "Hij is na de oorlog afgeschilderd als een infantiel monster. Maar hij was niet een SS'er die met het schuim op de bek zijn slachtoffers zocht. Juist niet. Hij viel op door zijn gelijkmatigheid. Een slimme man, maar wel een fanaat."
Telkens keert dat ene woord sauber weer terug in Rauters teksten. Een mens moest zuiver zijn. Natuurlijk, de handen moesten vuil gemaakt worden in de worsteling met de vijand, maar het "slagerswerk" moest doelgericht uitgevoerd, zonder overbodig geweld, zonder persoonlijk gewin.
"Alle maatregelen mochten worden genomen, maar allemaal volgens procedures. De Joden moesten eruit, verzetsmensen mochten worden doodgeschoten, maar geen slachtpartijen in het openbaar en allemaal volgens duidelijke richtlijnen."
Rauter gruwde van medestanders die zich niet aan zo'n verdorven erecode hielden. Hij was woest na het 'Bunkerdrama' in Kamp Vught, waar 74 vrouwen in een krappe cel werden geduwd; tien van hen overleefden het niet. Ontoelaatbare "Schweinerei", meende Rauter.
"Hij vond het niet erg dat die vrouwen omgekomen waren, maar wel de manier waarop. Zo doe je dat niet. Als ze straf verdienen, dan zet je ze desnoods voor het vuurpeloton of je stuurt ze naar een concentratiekamp. Wat hem ook stoorde was dat de kampleiding het geheim probeerde te houden. Rauter wilde van alles op de hoogte worden gehouden. Dat was zijn kracht; de rapporten die moesten binnenkomen over wat er zich afspeelde."
Na de oorlog hield Rauter vol dat hij gedwongen was tot zo'n compromisloze houding. Zowel door zijn bazen in Berlijn als door de acties van het verzet, nodeloos opgejut door de Nederlandse regering in Londen. "Tragisch" meende hij. Sterker nog, hij vond zichzelf relatief coulant, "ein weisses Lämmchen" in vergelijk met andere politiebazen in Europa.
"Hij vond dat Nederland blij mocht zijn met zijn harde ingrepen. Hij had daardoor juist veel levens gespaard. 'Als ik de Februaristaking niet snel had onderdrukt, had het langer geduurd en waren er meer slachtoffers gevallen'."
Rauter wist dat zijn betoog tijdens het proces zijn leven niet meer kon redden. De doodstraf stond allang vast. Hij gebruikte het podium ergens anders voor. "Ik strijd hier niet voor mijn leven, maar voor mijn eer." Hij was zelfs bereid de rol van "zoenoffer" op zich te nemen. "Ik zal met blij hart de duinen in gaan als ik daarmee de haat tussen Nederland en Duitsland kan verminderen."
"Hij wierp zich op als een soort Jezus Christus", hoont Gerritse. "Als mijn bloed zich in het duinzand vermengt met dat van de verzetsmensen, kan onze gezamenlijke dood misschien verzoenend werken", redeneerde Rauter. Gerritse: "Nu had hij ineens respect voor de verzetsmensen. Daar hadden ze destijds in de duinen nooit iets van gemerkt."
Staatsgeheim
De executie vond plaats op 25 maart 1949. Ongeboeid liep Rauter zelf naar de executieplaats, een blinddoek weigerde hij. Hij ging in de houding staan schreeuwde "Deutschland" en gaf vervolgens tegen de regels in zelf het bevel om te vuren. Een laatste bewijs van zijn "dominerende persoonlijkheid", oordeelde zijn eveneens verbijsterde advocaat.
Rauter had aangegeven te willen worden begraven tussen zijn SS-kameraden. Op "ein deutscher Heldenfriedhof", zoals zijn vrouw het omschreef. Die eer gunde Nederland hem niet: hij verdween in een anoniem graf. Waar precies, is nog altijd staatsgeheim.