Kleinere gemeenten krijgen veel meer geld voor onderwijsachterstanden
De verdeling van het geld voor de ondersteuning van kinderen met een achterstand gaat drastisch op de schop. De komende jaren kunnen een groot aantal kleinere gemeenten en scholen rekenen op veel meer geld voor onderwijsachterstanden. Een aantal grote steden, zoals Amsterdam en Utrecht, moet het met miljoenen euro's minder doen.
Grote steden vreesden al dat zij minder geld zouden krijgen. De koepel voor basisscholen, de PO-Raad, verwacht dat de bestrijding van achterstanden in de grotere steden zal versoberen als gevolg van de nieuwe verdeling van geld.
Groot
Minister Slob van Onderwijs heeft in een brief aan de Tweede Kamer bekendgemaakt welke gemeenten op welk bedrag kunnen rekenen aan onderwijsachterstandengeld. De verschillen zijn groot, is op te maken uit de brief. Sommige gemeenten krijgen tussen de 3 en 7 keer zoveel erbij.
In totaal gaan 342 gemeenten erop vooruit en krijgen 38 gemeenten minder. De vier grote gemeenten (G4) krijgen minder, de G33 (de middelgrote steden) gaan erop vooruit en de G86 krijgen het meeste erbij. Er komt een overgangsregeling van drie jaar.
Nieuwe verdeling geld onderwijsachterstanden
Naam gemeente | Huidig budget 2018 | Nieuw budget 2020 |
Almere | 4.390.000 | 12.127.000 |
Amsterdam | 56.412.000 | 51.032.000 |
Buren | 0 | 366.000 |
Enschede | 6.018.000 | 7.559.000 |
Heerhugowaard | 105.000 | 1.219.000 |
Landgraaf | 88.000 | 1.020.000 |
Nissewaard | 663.000 | 3.460.000 |
Tilburg | 7.151.000 | 9.078.000 |
Utrecht | 18.489.000 | 13.045.000 |
Zoetermeer | 1.695.000 | 4.391.000 |
Het kabinet had al aangekondigd dat er een nieuwe verdeelsleutel zou komen voor de in totaal 746 miljoen euro die het kabinet voor onderwijsachterstanden beschikbaar heeft. Gemeenten gebruiken het voor voorschoolse educatie en taallessen op de kinderopvang; scholen kunnen het geld inzetten voor intensieve taalbegeleiding op scholen.
Tot bloei
In het nieuwe systeem gaat minder meetellen waar een kind woont, benadrukt het ministerie. Er wordt meer gekeken naar het risico op een achterstand dan of een kind in een kleine of grote gemeente woont. Minister Slob benadrukt dat hij ieder kind de kans wil geven om zijn "gaven en talenten" tot bloei te laten komen. "Alles afwegende lukt dat het beste als we het geld hiervoor op deze manier verdelen."
Het kabinet wil het geld gericht inzetten en wil geen basisvoorziening voor alle peuters, om versnippering te voorkomen. Er komt een heel nieuw systeem om te bepalen of een kind risico loopt op onderwijsachterstanden. Nu wordt vooral gekeken naar het opleidingsniveau van de ouders, maar dat leidt er bijvoorbeeld toe dat er voor vluchtelingenkinderen met hoog opgeleide ouders minder geld is dan nodig. De huidige manier van berekenen bestaat sinds 2009.
In de nieuwe systematiek wordt ook gekeken naar de verblijfsduur in Nederland, het herkomstland van de ouders en of de ouders in de schuldsanering zitten. Het Centraal Bureau voor de Statistiek levert deze objectieve gegevens aan en ieder jaar komt er een nieuwe meting uit, waardoor er weer een verschuiving van geld kan plaatsvinden.