Wetenschappelijk advies: beperk de opvang van zeehonden
Het opvangen van zeehonden is niet noodzakelijk om de soort in stand te houden en kan soms juist schadelijk zijn. Dat is de conclusie van een wetenschappelijke commissie, ingesteld door de overheid. Het zoeken naar en het vangen van hulpbehoevende dieren in natuurgebieden moet onmiddellijk worden stopgezet.
De opvang van individuele zeehonden is wel toegestaan als het dier gewond is geraakt door menselijke activiteiten, zoals een visnet of een aanvaring door een boot. In alle andere gevallen mogen dieren alleen opgevangen worden als dat geen schade voor de soort oplevert.
Gediplomeerde zeehondenwachters moeten de nieuwe regels allemaal op dezelfde manier gaan toepassen. Nu zijn er nog grote verschillen tussen de vijf Nederlandse zeehondencentra.
Kleine zeehondjes waarvan het vermoeden is dat zij door hun moeder verlaten zijn, mogen pas na 24 uur naar de opvang, omdat de moeder nog terug kan komen. Zij kunnen die periode zonder moedermelk overleven.
Jonge zeehondjes die niet meer afhankelijk zijn van moedermelk moeten met rust worden gelaten en niet worden opgenomen, adviseert de commissie.
Longwormen
De opvang van zeehonden met longwormen moet worden beperkt. De commissie zegt dat het behandelen van zeehonden tegen deze ziekte de natuurlijke balans uit de zeehondenpopulatie haalt. Ernstig zieke dieren mogen wel uit hun lijden worden verlost.
De commissie adviseert om ondervoede dieren juist niet op te vangen omdat zij, als ze weer vrijgelaten worden, 'oneerlijke' concurrentie zijn voor de niet bijgevoerde dieren. Ook dat haalt de gezonde balans uit de populatie.
Zeehondenakkoord
Verder adviseert de commissie dat de vijf opvangcentra nu wél een gezamenlijk protocol moeten opstellen. De NVWA moet vervolgens controleren of zij zich daar aan houden.
Verder moeten de nieuwe afspraken tussen nationale, regionale en lokale overheden, opvangcentra, natuurbeschermingsorganisaties, wetenschappers en vrijwilligersorganisaties worden vastgelegd in een Zeehondenakkoord.
Minister Schouten van Landbouw komt voor de zomer met haar reactie op het advies.