Gehoorschade 'is een sluipmoordenaar' voor muzikanten
Prachtige muziek minder goed horen door doppen in je oren, of de rauwe beleving en later mogelijk blijvende gehoorschade? Niet alleen festival- en clubgangers staan voor dit dilemma. Ook orkestmusici én amateurmuzikanten die alleen thuis oefenen, moeten er volgens geluidsonderzoeker Remy Wenmaekers aan geloven.
Hij promoveert vandaag aan de TU Eindhoven met zijn proefschrift over de effecten van spelen op orkestpodia en in oefenruimtes. "Het is een vervelende conclusie", legt Wenmaekers aan de telefoon uit. "Veel mensen denken dat je spelend in een orkest de grootste klap krijgt, maar uit onderzoek blijkt dat het nauwelijks verschilt met thuis in je eentje spelen."
Vanzelfsprekend is niet bij alle instrumenten de kans op gehoorbeschadiging door solo te oefenen even groot. Het gaat volgens de onderzoeker vooral om de krachtige strijk- of blaasinstrumenten "die dicht bij je oren zitten".
Wenmaekers onderzocht wat elke muzikant op een podium nu precies hoort. Met microfoons bracht hij in kaart hoeveel decibel de orkestleden voor hun kiezen krijgen en berekende de langetermijngevolgen.
Tijdens een concert pauzeert een deel van het orkest regelmatig. Dat is niet het geval bij iemand die ijverig op zijn zolderkamer oefent. Die groep muzikanten zou volgens Wenmaekers thuis gehoorbescherming moeten dragen. "Af en toe harde muziek is minder erg dan constant harde muziek. Uiteindelijk bepaalt de totale dosis geluid - de combinatie van het volume en de tijdsduur - wat de schade is."
Gehoorschade is er in meerdere vormen. Zoals een piep in je oren, zachte klanken minder goed waarnemen en een lichte of zelfs sterke pijn in je oren bij luide muziek. Wenmaekers kan erover meepraten. Hij speelde jarenlang in een drumband en tot zijn spijt zonder oordoppen in. "Bij heel hard geluid klappen mijn oren dicht, een geluid alsof er een zak chips klapt."
Ondanks de risico's draagt volgens de onderzoeker amper de helft van alle orkestmusici oordoppen. Een NOS-verslaggever ging samen met Wenmaekers naar een uitvoering van de Achtste van Mahler door het Philips Symfonie Orkest in de kerk van Best om te kijken wie ze wel gebruikt:
De ene muzikant in het orkest ziet het als heiligschennis en de ander als een redding. "Als contrabassist ben je bijzonder blij met oordopjes. Naast je zit al het zware koper; de trombones en trompetten", zegt een vrouw. Haar buurman op de hoorn draagt alleen bescherming in zijn linkeroor. "Die is al beschadigd en daardoor overgevoelig." Hij peinst er niet over om ook rechts een dop in te doen.
Het blijft een dilemma, weet ook de akoestiekonderzoeker. Hij speelt piano in een jazzband. "Ik zondig ook regelmatig", geeft Wenmaekers lachend toe. "Als we samen spelen met z'n zessen dan denk ik: gaat lekker zo, geen probleem. Maar als de saxofoon even alleen oefent: wauw, wat is dat hard. Terwijl het minstens net zo luid is."
Niemand wil gehoorproblemen, maar oordoppen beïnvloeden het samenspel tussen muzikanten. "Het is toch iets onnatuurlijks", zegt de onderzoeker. "Je wil nou eenmaal de muziek goed horen als je speelt, maar gehoorschade is een sluipmoordenaar."