Aangepast

Zes vragen over de behandeling van (gestoorde) gedetineerden

1. Een veroordeelde zit vast in de gevangenis. Wie stelt vast dat de veroordeelde ook behandeling nodig heeft?

Het PMO (Psycho Medisch Overleg) van de Penitentiaire Inrichting (PI) stelt dit vast. Dit PMO bestaat uit minimaal een inrichtingspsycholoog (voorzitter), een psychiater die is verbonden aan het Nederlands Instituut voor Psychiatrie en Psychologie (NIFP) en een justitieel (genees)verpleegkundige. Soms wordt het PMO aangevuld met een sociaal psychiatrisch verpleegkundige. Zowel de directeur van de PI als de Officier van Justitie moeten akkoord gaan dat de procedure voor behandeling in gang wordt gezet.

2. Wanneer is een verwijzing niet mogelijk?

Een verwijzing naar een psychiatrisch ziekenhuis is o.a. niet mogelijk wanneer een gedetineerde tbs met dwangverpleging is opgelegd, het OM niet akkoord gaat met plaatsing in de geestelijke gezondheidszorg of een gedetineerde een levenslange gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen.

3. Hoe wordt vastgesteld dat een veroordeelde behandeling nodig heeft?

Het PMO stelt vast dat de gedetineerde een zorgvraag heeft. De directeur van een penitentiaire inrichting vraagt een indicatiestelling aan bij het NIFP en schat in of maatschappelijke risico s zijn verbonden aan de uitplaatsing. Het NIFP beoordeelt of de benodigde zorg en begeleiding in een psychiatrisch ziekenhuis kan worden geboden en zo ja, welk niveau van zorg en beveiliging zijn aangewezen.

De indicatiestelling vindt plaats op grond van het strafrechtelijke en medisch dossier. Een coördinator indicatiestelling (hbo opgeleid), die werkzaam is bij het NIFP, stelt een indicatie op. Deze wordt daarna ter toetsing voorgelegd aan NIFP-psychiater. Het NIFP ziet de persoon in kwestie niet. Na wederzijdse instemming van coördinator en psychiater wordt de indicatiestelling door beiden ondertekend.

4. Hoe komt het besluit tot stand om voor een bepaald beveiligingsniveau? Is het OM hier ook bij betrokken?

Het advies over het vereiste beveiligingsniveau maakt deel uit van de indicatiestelling van het NIFP. Het NIFP komt onafhankelijk tot zijn advies. Vanuit het NIFP is er tijdens het proces van indicatiestelling geen contact met OM of advocaat.

De directeur van de PI zal, naast de indicatiestelling bij het NIFP, het Openbaar Ministerie (OM) vragen of er vanuit hun perspectief bezwaren zijn tegen plaatsing buiten de PI (dit gebeurt altijd bij de personen die in voorlopige hechtenis zitten en als het OM heeft aangegeven bij een persoon betrokken te willen blijven). Gebaseerd op deze adviezen beslist de directeur van de PI en/of een selectiefunctionaris van de Dienst Justitiële Inrichtingen over het uitplaatsen van een gedetineerde naar een kliniek.

5. Er is vastgesteld dat de veroordeelde behandeling nodig heeft. Wie kiest de afdeling/kliniek waar de veroordeelde wordt geplaatst?

Na ondertekening van de Indicatiestelling wordt deze inclusief brondocumenten, overgedragen aan de Divisie Individuele Zaken (DIZ) van DJI. DIZ zoekt op grond van de vastgestelde indicatiestelling een gecontracteerde zorgaanbieder die de behandeling kan bieden op grond van het geïndiceerde zorg- en beveiligingsniveau. Daarbij wordt rekening gehouden met de volgende criteria:

- De zorg moet passen bij de zorgbehoefte en beveiligingsnoodzaak uit de indicatiestelling;

- De locatie van de te bieden zorg moet bereikbaar zijn voor de justitiabele en vallen binnen diens leefomgeving;

- Uitvoering van de zorg moet tijdig plaatsvinden.

6. Wie houdt er toezicht op de veroordeelde op het moment dat de veroordeelde is overgeplaatst?

De directeur van de PI blijft verantwoordelijk voor de veroordeelde. De PI kan aan de reclassering een opdracht geven om tijdens de periode van overplaatsing naar een kliniek toezicht te houden op de gedetineerde. Tijdens het toezicht wordt dan ingezet op het controleren van afspraken en gedragsbeïnvloeding.

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl