Neil Harbisson werd geboren met achromatopsia: een zeldzame afwijking waardoor zijn ogen geen kleur kunnen waarnemen. Maar daar heeft de Britse artiest wat op gevonden: een antenne met een camera die op zijn hoofd is vastgemaakt.
"Via deze antenne voer ik visuele informatie rechtstreeks naar mijn hersenen", legt Harbisson uit. "In de hersenen worden die kleuren omgezet in geluid." En die geluiden heeft hij na jarenlange training weten te onderscheiden.
Harbisson sprak afgelopen week op een bijeenkomst van de Dutch Data Science Week & SAS Forum. Hij presenteerde zichzelf daar als cyborg, een cybernetic organism: een samensmelting van mens en machine.
Het is een fenomeen dat steeds vaker wordt toegepast in de wetenschap. Zo zijn er steeds meer mensen die chips onder de huid plaatsten, bijvoorbeeld om gebruik te maken van openbaar vervoer of het starten van voertuigen.
Inmiddels neemt Harbisson als cyborg meer waar van het kleurenspectrum dan mensen met normaal zicht. En dat is behalve een toevoeging ook een punt van zorg, vindt Pieter Lemmens. Hij is techniekfilosoof aan het Institute for Science Innovation & Society aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Want is die techniek wel voor iedereen bereikbaar?
Volgens Lemmens dreigt er een tweedeling in de samenleving. "Als er steeds meer van die technieken op de markt komen en die zijn alleen maar toegankelijk voor mensen met veel koopkracht, dan ontstaat het gevaar dat je een soort tweedeling krijgt. Mensen die verbeterd zijn - een soort supermensen - en mensen die dat niet kunnen betalen."