'Er moeten wel burgers zijn omgekomen bij Nederlandse bombardementen'
Het Openbaar Ministerie onderzoekt in vier gevallen of Nederlandse militairen buiten hun boekje zijn gegaan tijdens bombardementen op IS in Irak en Syrië, zo maakte het OM vandaag bekend aan de NOS. Volgens onderzoekscollectief Airwars zijn er waarschijnlijk veel meer incidenten.
Het collectief doet al jaren onderzoek naar burgers die zijn omgekomen door luchtaanvallen van de internationale coalitie die strijdt tegen IS. Airwars schat op basis van eigen onderzoek dat er in totaal tussen 3800 en 6000 burgerslachtoffers zijn gevallen. Hoewel Nederland slechts betrokken was bij een paar procent van alle aanvallen van de coalitie, is het volgens Airwars onwaarschijnlijk dat daarbij geen burgers zijn omgekomen.
Nederlandse piloten hebben tussen 2014 en 2016 ruim 2100 missies gevlogen boven Syrië en Irak, waarbij meer dan 1800 keer wapens zijn ingezet. Hoeveel burgerslachtoffers daarbij zijn gevallen, zegt het ministerie van Defensie niet. Volgens Commandant der Strijdkrachten generaal Middendorp worden daarover geen mededelingen gedaan in het belang van de veiligheid van de Nederlandse militairen.
Erg weinig
In vergelijking met andere landen is vier incidenten met burgerslachtoffers erg weinig, zegt Airwars-onderzoeker Chris Wood. "We hebben voor de Britten vorig jaar 120 mogelijke incidenten geïdentificeerd. Nederland kijkt maar naar vier incidenten, dat is wel een heel klein aantal."
Airwars doet onderzoek door de locaties en tijdstippen van gerapporteerde luchtaanvallen van de coalitie te vergelijken met informatie de zij krijgen over mensen in Irak en Syrië die zijn omgekomen door luchtaanvallen. Die informatie bestaat onder andere uit videobeelden, informatie van lokale organisaties of meldingen op sociale media.
Airwars heeft recentelijk informatie gekregen van de Amerikanen. "Drie Amerikaanse ambtenaren hebben ons verteld dat er tachtig burgerslachtoffers zijn gemaakt door toedoen van de overige landen in de coalitie. Volgens de Amerikanen zijn de landen die betrokken waren bij deze incidenten al een tijd geleden op de hoogte gebracht dat zij verantwoordelijk waren."
"Helaas wil geen van de coalitielanden toegeven dat het verantwoordelijk is", aldus Woods. Volgens hem heeft Airwars inmiddels elf keer aan het ministerie van Defensie gevraagd of het betrokken was bij een van de incidenten, maar heeft Nederland als enige Europese land helemaal niet gereageerd.
Het ministerie van Defensie wil ook niet zeggen waar en wanneer er luchtaanvallen zijn uitgevoerd. Landen als het Verenigd Koninkrijk en Canada doen dat wel. "Het is erg teleurstellend dat van alle dertien landen van de coalitie Nederland het minst transparant is", aldus Woods. Daardoor is het onmogelijk voor Airwars om de gegevens over slachtoffers die ze hebben te koppelen aan Nederland.
Het Openbaar Ministerie zou dat wel kunnen. Het OM krijgt de kopieën van alle rapporten die worden opgesteld door piloten na een gevechtshandeling, waarin onder andere de locatie en tijd worden beschreven. Ook heeft het OM een lijst van Airwars waarop alle burgerslachtoffers staan die volgens het onderzoekcollectief zijn veroorzaakt door de coalitie tegen IS. Door de lijsten te vergelijken zou het OM kunnen kijken waar Nederland mogelijk slachtoffers heeft gemaakt, en een onderzoek starten.
Andere bronnen
Toch is het OM dat niet van plan. "Het OM controleert in zijn algemeenheid niet actief aan de hand van andere bronnen, zoals bijvoorbeeld Airwars, of Nederlandse vliegtuigen betrokken zijn geweest bij inzet met burgerslachtoffers", schrijft het OM in een reactie aan de NOS. Alleen als er "concrete informatie" binnenkomt zou dat een reden kunnen zijn om een feitenonderzoek te starten.
En daarmee is de zaak gesloten. Want alleen als er een lijst met door Nederland uitgevoerde luchtaanvallen beschikbaar komt, kan Airwars dat vergelijken met zijn eigen informatie en "concrete informatie" aanleveren bij het OM. Maar dat lijkt het ministerie van Defensie voorlopig niet van plan.