Al wekenlang is het erg onrustig in Venezuela. De economie is ingestort en president Nicolás Maduro vertoont steeds meer dictatoriale trekjes. Bijna dagelijks organiseren zijn tegenstanders demonstraties. Regelmatig lopen die uit op gewelddadige botsingen met de ordetroepen. Vandaag kwam in de hoofdstad Caracas een student om het leven.
Om te begrijpen wat er aan de hand is, reisden mijn Braziliaanse cameraman Pietro Varoli en ik begin deze maand dwars door Venezuela. We begonnen in het diepe zuiden van het land, aan de grens met Brazilië, en gingen over land richting de hoofdstad, Caracas.
De manier waarop we het land binnenkomen, heeft een belangrijk voordeel: de grenscontrole is minder strikt. Sinds ruim een jaar is het steeds moeilijker geworden voor journalisten om het land in te komen, zeker met een camera. Telkens als er een opleving is van onvrede, verscherpen de autoriteiten de controles op de vliegvelden, en journalisten blijken niet altijd welkom.
Het afgelopen jaar werd een stuk of twintig collega's de toegang tot het land ontzegd.
Je moet van alles ritselen.
Dat zal je in Santa Elena de Uairen niet snel gebeuren. Een verveelde immigratiebeambte wuift me ongeduldig door. Naast me staan twee jonge mannen: Europese toeristen op weg naar de beroemde tafelberg Roraima. Dat is de toeristische trekpleister van dit deel van Venezuela, en de reden waarom Santa Elena nog steeds voelt als een toeristenplaatsje.
"Maar het is zwaar", vertelt gids Leo Tarolla. "Buitenlanders schrikken van alle verhalen over de onveiligheid en Venezolanen kunnen zich door de economische problemen geen vakantie meer veroorloven. Ook niet in eigen land."
Logistieke problemen
Tarolla laat ons de omgeving zien. Dit is de Gran Sabana, een van de mooiste natuurgebieden van het land. Onderweg vertelt hij over de logistieke problemen die het organiseren van excursies tegenwoordig met zich meebrengt. In Venezuela is een tekort aan alles: van wc-papier tot rijst of in deze regio - zelfs benzine. "Je moet van alles ritselen", verzucht Tarolla.
En dan is Santa Elena nog dichtbij Brazilië, een plek waar je alles kan krijgen. De middenstand in het Braziliaanse grensstadje Pacaraima verdiende er aanvankelijk goed aan. Maar tegenwoordig, fluisteren de Brazilianen, heeft de georganiseerde misdaad de handel overgenomen.
Criminaliteit is alom aanwezig in deze contreien. Het meest zichtbaar zijn de benzinesmokkelaars. Venezuela, dat claimt over 's werelds grootste bewezen oliereserves te beschikken, subsidieert benzine. Nergens anders op aarde kan je voor zo weinig geld je auto vol tanken.
Benzine is hier goedkoper dan water, het is bijna gratis. Maar aan de andere kant van de grens is het relatief duur. Talloze Venezolanen verdienen goed geld aan het smokkelen van brandstof.
Lange rijen
Mensen zoals Marcelo, die niet wil dat we zijn echte naam publiceren. Vroeger werkte hij vooral in de toeristische sector, tegenwoordig verdient hij vooral met de illegale handel in benzine. "We kunnen hier heel goedkoop tanken: voor zestig liter benzine betaal ik zo'n zestig bolivar", legt hij uit. Een liter kost zo ongeveer een eurocent. "En die verkoop ik dan voor 75 eurocent per liter, vooral aan Brazilianen."
Een indrukwekkende winst, maar Marcelo is niet de enige die er aan verdient. Er wordt zoveel benzine gesmokkeld dat de benzine in deze contreien op rantsoen is. Overal staan lange rijen voor de benzinepomp.
Kunstmatige wisselkoersen
Zodra we Santa Elena achter ons hebben gelaten, beginnen de problemen. We blijken te weinig geld bij ons te hebben, dus moeten we onderweg wat wisselen. Het is geen goed idee om af te rekenen met een creditcard of bankpasje, als die het al doen. Want dan betaal je het volle pond.
In Venezuela zijn verschillende kunstmatig vastgestelde wisselkoersen van kracht. Voor een euro krijg je ergens tussen de 10 en de 1500 bolivares als je je aan de regels houdt. Maar op de zwarte markt geven ze je 4000 bolivar. Een hotelkamer onderweg kost ongeveer 25.000 bolivar: omgerekend volgens de straatwaarde zo'n zes euro. Maar betaal je met je creditcard, dan betaal je in het gunstigste geval bijna vier keer zoveel.
Die briefjes van 100 worden als het goed is deze maand afgeschaft.
'Nico', die ook al niet bij zijn echte naam genoemd wil worden, haalt een kist vol bankbiljetten uit de woonkamer. Een voor een legt hij dikke stapels bankbiljetten op de koffietafel. "Twee jaar geleden kreeg je voor honderd euro 9000 bolivar", zegt hij. "En nu: 400.000 bolivar. Zo erg is de inflatie hier."
Hij laat me zien hoeveel geld je nodig hebt om een brood te kopen: een stapel zo dik dat het onmogelijk in een portemonnee past. De komende dagen reizen we met een kartonnen doos vol geld, in briefjes van vijftig en honderd. Geen prettig gevoel in een land met een gigantisch criminaliteitsprobleem.
"Die briefjes van 100 worden als het goed is deze maand afgeschaft", legt Nico uit. Nieuwe biljetten van 500 en 5000 zijn praktischer, maar de invoering ervan verloopt chaotisch.
Chaos
Eind vorig jaar besloot president Maduro ineens de oude briefjes, tot dan toe de grootste biljetten die er waren, af te schaffen. Maar de nieuwe bankbiljetten waren nog niet klaar. Het was volstrekte chaos, dagenlang. De grens ging dicht, er waren plunderingen en relletjes.
Uiteindelijk stelde Maduro zijn geldplannen uit, ruim vier maanden later kan je er nog steeds overal mee betalen.
Graffiti
Na een uur of negen rijden, arriveren we in San Felix. Daar willen we een paar dagen blijven om er reportages te maken. Maar we komen niet verder. Aan de rand van de stad staat het verkeer muur- en muurvast. Dit is geen gewone file: boze buurtbewoners hebben de enige toegangsweg tot de stad afgesloten. Ze zitten al meer dan een week zonder water en elektriciteit en eisen dat iemand de boel weer aansluit.
De Nationale Garde houdt zich afzijdig, waarschijnlijk om te voorkomen dat de boel verder uit de hand loopt.
Pas 24 uur later laten de buurtbewoners ons door. Even vangen we een glimp op van de mensen die de weg blokkeerden. Een verse graffiti tegen Maduro siert een sloppenwoning. De onvrede in San Felix is enorm. Op een verroeste container langs de kant van de weg heeft iemand het woord honger geschilderd. Mensen hier hebben niet genoeg te eten. Vorig jaar vielen Venezolanen gemiddeld zo'n acht kilo af, door de crisis.
Ook Elio Cabello verloor flink wat kilo's. "Ik was echt dik", zegt hij als ik hem ontmoet in zijn bescheiden woning in een krottenwijk. Hij laat me de inhoud zien van zijn koelkast. Vier kannen water en een pan met mais. "Dit doet de situatie in Venezuela met ons. We zijn met zijn vieren. We moeten vandaag echt nog iets te eten vinden."
Elio is werkloos en heeft geen inkomen. "Het leven is zwaar, en verdrietig. Vorig jaar augustus kreeg mijn dochtertje ineens koorts", vertelt hij. Malaria. Een ziekte die al in de eerste helft van de vorige eeuw zo goed als verdween uit Venezuela, maar die sinds de crisis heeft toegeslagen, weer helemaal terug is. "Iedereen hier in de wijk heeft malaria gehad, veel mensen hebben het nu", verzucht Elio.
Op zich is malaria goed te behandelen, maar in Venezuela zijn ook medicijnen schaars. "Ik ben de hele stad afgegaan op zoek naar medicijnen. Soms vond ik wat, meestal kon ik het niet betalen", zegt Elio. Na een kort ziekbed overleed Elimar. Ze was elf jaar oud.
Niemand weet hoeveel mensen zijn omgekomen door malaria of andere ziektes die eigenlijk niet moeilijk te bestrijden zijn. De regering publiceert geen cijfers. Maar er is sprake van een enorme toename, dat is wel duidelijk.
Protesten
Na San Felix rijden we door naar Caracas. We rijden over de rijke olievelden van de Orinoco, maar van rijkdom is vanuit de auto niets te zien. Steeds vaker worden we nu aangehouden door politie of militairen. Een agent doorzoekt al onze spullen, maar laat ons verder met rust.
We komen met moeite bij ons hotel in Caracas. Dat ligt in de rijkere buurt in het oosten van de stad, een bolwerk van de oppositie. Tienduizenden aanhangers van de oppositie verzamelen zich om de hoek. Na een reis dwars door Venezuela staan we ineens in het centrum van de protesten.
Het duurt niet lang of het loopt uit de hand. We rennen terug naar het hotel, terwijl de ordetroepen op hun crossmotoren steeds dichter bijkomen. Ik ga slapen met de prikkende geur van traangas in mijn neus.