Twee Rwandese genocideverdachten, Jean Baptiste M. en Jean Claude I., krijgen dinsdag van de rechter te horen of ze uitgeleverd mogen worden aan Rwanda. Beiden worden verdacht van betrokkenheid bij de genocide die in 1994 in hun land plaatsvond. Daarbij werden honderdduizenden Tutsi’s en Hutu’s vermoord.
Monddood
In de afgelopen 22 jaar is Rwanda weer opgebouwd. Met verzoeningsprogramma’s, een innovatieve economie en weinig corruptie lijkt het goed te gaan met het land. Nederland deed grote investeringen, onder andere in het Rwandese rechtssysteem.
Maar anderzijds is er ook de president die door mensenrechtenorganisaties beschuldigd wordt van het monddood maken van de oppositie en media. Grote vraag is nu of Rwanda een neutrale rechtszaak kan garanderen.
Op orde
De Nederlandse overheid is duidelijk in haar standpunt: genocideverdachten kunnen eerlijk berecht worden in Rwanda. De staat liet James Arguin, een voormalig hoofdaanklager van het Rwanda Tribunaal, onderzoek doen. Hij constateerde dat er geen reden is om genocideverdachten niet uit te leveren en dat het rechtssysteem in Rwanda op orde is.
De verdediging vreest juist dat het een oneerlijk en politiek proces zal worden. De twee verdachten zijn beiden aangesloten bij de oppositiepartij. Advocaat van de twee verdachten, Caroline Buisman, vermoedt dat dit de reden is voor het uitleveringsverzoek. "Een neutraal proces bestaat nog niet in Rwanda. Advocaten ondervinden de invloed van de Rwandese regering aan den lijve, zij kunnen niet vrijuit gaan."
Berechting in eigen land
Vorig jaar adviseerde de Nederlandse oud-officier van justitie Martin Witteveen het Rwandese Openbaar Ministerie (OM). In het begin was hij optimistisch over de rechtsgang in het land. Maar na verloop van tijd constateerde hij dat de verdediging over te weinig middelen en bekwaamheid beschikt.
Witteveen schreef een onderzoeksrapport en concludeerde: uitlevering aan Rwanda is geen goed idee. Dit rapport gebruikte de advocaat van M. en I. in de verdediging.
Opvallend genoeg werkte Witteveen voor en na zijn advieswerk in Rwanda bij het Openbaar Ministerie in Nederland. Datzelfde OM staat lijnrecht tegenover hem in deze zaak. Thijs Berger, officier van justitie: "Het OM kan zich niet vinden in de conclusies die Witteveen verbindt aan zijn eigen waarnemingen."
De officier verwijst naar het Genocideverdrag, wat uitgaat van berechting in eigen land. "Dat is de plek waar de slachtoffers wonen, waar de juristen de taal, cultuur en geschiedenis kennen."
Verschillende conclusies
Thijs Bouwknegt van het NIOD doet sinds 2004 onderzoek naar de Rwandese genocide strafprocessen. Hij ziet dat het Rwandese rechtssysteem grote stappen voorwaarts heeft gemaakt, maar heeft ook zijn bedenkingen bij de positie van de verdediging. "Je ziet dat advocaten nog steeds niet de kwaliteiten hebben die ze eigenlijk zouden moeten hebben voor dit soort zaken."
Over de verschillende uitkomsten van de onderzoeken van Arguin en Witteveen zegt hij: "Arguin heeft naar de wetten gekeken, die zien er op zichzelf rooskleurig uit. Witteveen keek naar de rechtsprocessen, naar de praktijk. Dan is het logisch dat ze op verschillende conclusies uitkomen."
Mocht de rechter instemmen met uitlevering dan zal het de eerste keer zijn dat Nederland aan Rwanda uitlevert. Het OM verwacht dan in de komende tijd meer uitleveringsverzoeken voor genocideverdachten die zich in Nederland bevinden.