Muhammad Ali, meer dan een bokser: strijder voor burgerrechten
Smeet hij zijn olympische gouden medaille nu in de Ohio omdat hij vanwege zijn huidskleur geweigerd was bij een restaurant? Werd hij belaagd door een racistische motorbende? Of was Muhammad Ali, toen nog Cassius Clay geheten, gewoon vergeten waar hij de medaille had opgeborgen?
De lezingen verschillen, maar dat doet er niet toe.
De olympische roem in Rome was het einde van Cassius Clay, de schuchtere, gezagsgetrouwe bokser uit Kentucky. En het markeerde de geboorte van de activist Muhammad Ali. Achttien jaar was hij pas, maar niet langer van plan om zich te schikken naar de racistische normen die in 1960 nog golden in grote delen van de Verenigde Staten.
In dat jaar werd hij lid van The Nation of Islam, een radicale beweging die religieuze opvattingen combineerde met de strijd voor gelijke rechten voor donkere Amerikanen. Malcolm X, de charismatische leider in die tijd, scherpte zijn opvattingen. Cassius Clay koos voor de aanval.
Vanaf die tijd gingen boksen, burgerrechten en islam hand in hand bij Ali. Zijn strategie: nooit toegeven, geen compromissen. Zijn argumentatie: scherp, maar ook geestig.
"We leren hier dat al het goede blank is en al het zwarte slecht. Jezus was een blanke. De engelen zijn blank. Het laatste avondmaal: allemaal blank. Miss America is blank, Miss Universe is blank, Miss World is blank. Zelfs Tarzan, de koning van het Afrikaanse oerwoud, is blank."
Grote bek
Zijn activisme werd hem niet in dank afgenomen. "Hij werd gezien als iemand met een grote bek", weet Tom Egbers. "Hij was echt niet populair bij grote delen van de Amerikanen. Toen hij vocht tegen Joe Frazier in New York, wilden de meeste Amerikanen dat Frazier won."
Het eerste gevecht met Frazier vond plaats in 1971 en betekende de comeback van Ali in de ring, na jaren van ballingschap. Dat had te maken met het andere grote maatschappelijke thema in zijn loopbaan: Vietnam.
Vietnam
In april 1967 werd Muhammad Ali opgepakt wegens dienstweigering. "Ik heb geen ruzie met die Vietcong", verklaarde Ali tijdens een drukbezochte persconferentie. Zij hebben mij nooit 'nigger' genoemd, zij hebben mij nooit gelyncht, zij hebben nooit honden achter me aan gestuurd, mij van mijn nationaliteit beroofd, mijn moeder en vader verkracht en vermoord... Hoe kan ik die arme mensen neerschieten?"
Ali betaalde een zware prijs voor zijn engagement. De autoriteiten stelden hem als voorbeeld. Hij verloor de wereldtitel en werd de toegang tot de boksring ontzegd. Ook moest hij zijn paspoort inleveren en riskeerde hij een celstraf van vijf jaar.
Het offer van Ali maakte diepe indruk, in Amerika en daarbuiten. Dankzij het gebaar van Ali gingen gewone mensen nadenken over de misstanden, ver weg en dichtbij.
Omarmen
Na zijn loopbaan werd Ali omarmd door links en rechts, door blank en zwart, door de man in de straat en het establishment. En Ali liet zich nu wel omarmen.
In 1991 reisde hij naar Irak om met Saddam Hoessein te onderhandelen over de vrijlating van Amerikaanse gijzelaars. In 2002 was hij als ambassadeur van de Verenigde Naties in Afghanistan. Drie jaar later ontving hij uit handen van president George W. Bush de hoogste onderscheiding voor een Amerikaanse staatsburger.
Uiteindelijk was het diens opvolger, Barack Obama, die het definitieve dankwoord aan Ali mocht uitspreken. Toen Ali zijn lange weg naar sociale rechtvaardigheid begon, was de eerste Afro-Amerikaanse president nog niet eens geboren.
"Zijn overwinning heeft het Amerika zoals we dat nu kennen, dichterbij gebracht", constateerde de eerste gekleurde president van de Verenigde Staten. "De wereld werd er beter van en wij allen ook."