Premier Sigmundur Gunnlaugsson van IJsland is afgetreden vanwege de onthullingen in de Panama Papers, die afgelopen weekend bekend werden.
Gunnlaugsson en zijn vrouw bezitten via een offshore-bedrijf obligaties van de drie grootste banken van IJsland. Toen in 2008 de banken omvielen, zorgde hij er als premier voor dat buitenlandse schuldeisers werden afgelost. Daar had hij dus een persoonlijk belang bij, hij was immers zelf een van de schuldeisers.
Protesten
In IJsland gingen de afgelopen dagen duizenden mensen de straat op om zijn aftreden te eisen. De premier peinsde er in eerste instantie niet over om af te treden.
Hij ontkende schuld, maar onder druk van de kritiek vroeg hij de president wel om het parlement te ontbinden. Die weigerde, waarop de premier toch zijn ontslag heeft ingediend.
Journalist Johannes Kristijansson van Reykjavik Media kreeg de documenten over Gunnlaugsson in handen. Hij vertelde gisteravond in Nieuwsuur dat hij begin juni een telefoontje kreeg van het journalistencollectief ICIJJ. "Ik ben toen naar Washington gevlogen en heb er tien maanden aan gewerkt."
Samen met de Zweedse omroep SVT interviewde hij de premier begin deze maand over de obligaties. Tijdens het interview liep Gunnlaugsson boos weg. Het werd gisteren uitgezonden.
Na de bankencrisis in 2008 is er in IJsland een brede discussie gevoerd over de ethische normen en waarden van het bankleven. "Deze politici hebben toen deelgenomen aan die discussie", zegt Kristijansson.
"En nu komen wij met verhalen waaruit blijkt dat die hooggeplaatste politici, de machtigste mensen in IJsland, banden hebben met offshore bedrijven. Het ethische vraagstuk wordt zo nog prangender."