Precies een week na de aanslagen in Brussel debatteert de Tweede Kamer met premier Mark Rutte en minister Ard van der Steur (Veiligheid en Justitie). De kwestie rond de broers Bakraoui houdt veel Kamerleden bezig. Is de internationale samenwerking van veiligheidsdiensten wel op orde?
In Nieuwsuur een verslag van het debat, met Dominique van der Heyde.
Informatie wel of niet gedeeld?
Voorafgaand aan het debat waren er over Ibrahim el-Bakraoui, de zelfmoordterrorist die door Turkije werd uitgezet naar Nederland en zichzelf op vliegveld Zaventem opblies, al veel vragen. De Kamer stelde vrijdag 166 schriftelijke vragen aan Van der Steur, waarop hij vandaag antwoord gaf.
Uit die antwoorden blijkt dat de Amerikaanse opsporingsdienst FBI een paar dagen voor de aanslagen in Brussel Nederland heeft getipt over de Belgische broers. Volgens Van der Steur komt de informatie van de FBI erop neer dat de Belgen naar de broers op zoek waren.
Volgens de minister heeft Nederland de FBI-informatie weer doorgegeven aan de Belgische politie. Maar de Belgen spreken tegen dat er melding is gemaakt van het FBI-bericht.
Internationale samenwerking
In het debat klinkt er veel kritiek op de fouten in de samenwerking tussen verschillende veiligheidsdiensten in Europa. CDA-leider Sybrand Buma noemde de internationale terreurbestrijding van "een tenenkrommend amateurisme". "Ieder land doet maar wat. Overal waren deeltjes informatie over Ibrahim el-Bakraoui, maar niemand kwam op het idee om die informatie te delen."
Wanneer gaan we eens samenwerken, vraagt Jesse Klaver van GroenLinks zich af. "Er is iets vreselijk misgegaan tussen Turkije, België en Nederland. Het is symbolisch voor de samenwerking in Europa. Ieder land vormt een eigen landje, alsof we het zelf kunnen oplossen en andere landen niet vertrouwen. We moeten in Europa juist de handen ineen slaan."
Ook D66-leider Alexander Pechtold vindt dat de veiligheidsdiensten beter moeten samenwerken. SP-leider Emile Roemer wil opheldering over de misverstanden over Bakraoui. Zijn partij wil alle teruggekeerde Syriëgangers verplicht in een de-radicaliseringsprogramma opnemen, met eerst een toets door de rechter.
Het was al bekend dat Ibrahim el-Bakraoui eigenlijk in de gevangenis had moeten zitten. Hij werd in 2014 in België vervroegd vrijgelaten - ondanks een negatief advies van de gevangenis - nadat hij de helft van zijn celstraf had uitgezeten voor een gewelddadige overval, waarbij een kalasjnikov was gebruikt. Voorwaarde was dat hij zich moest melden op het politiebureau. In juni vorig jaar verscheen hij niet.
Toch vond men dat in België geen reden om alarm te slaan. Ook het feit dat Bakraoui in juni 2015 werd opgepakt aan de Turks-Syrische grens in de plaats Gaziantep, die bekendstaat als plaats waar veel Syriëgangers de oversteek maken, was geen reden om actie te ondernemen.
Niet geregistreerd
Op 14 juli 2015 werd Bakraoui op een vlucht van Istanbul naar Amsterdam "gefaciliteerd", schreef minister Van der Steur vorige week in een brief aan de Tweede Kamer. "De gronden daarvoor waren bij de Nederlandse autoriteiten niet bekend". El-Bakraoui stond niet geregistreerd in de Nederlandse opsporingssystemen en heeft in Nederland niet vastgezeten, schrijft Van der Steur.
De Turkse autoriteiten hebben op 14 juli een briefje hierover naar de Nederlandse ambassade in Ankara gestuurd. Daar staat niets in over de achtergronden bij de uitzetting. Ook belden de Turken niet met de Nederlandse politie. Van der Steur wil met de Turkse autoriteiten afspraken maken over standaard rechtstreeks contact en het eerder en beter delen van informatie over elke uitzetting uit Turkije naar Nederland.