Vanaf morgen is Parijs twee weken het toneel van de VN-klimaattop. Doel van de conferentie is een wereldwijd akkoord dat de uitstoot van broeikasgassen moet terugdringen. Tot nu toe lukte het nooit om met 195 landen bindende afspraken te maken over uitstootreducties.
Landen moeten het ook eens worden over een fonds van jaarlijks 100 miljard dollar, bedoeld voor arme landen die nu al last hebben van klimaatverandering.
Aan de vooravond van de conferentie vraagt Nieuwsuur wetenschapsjournalist Diederik Jekel waar de wetenschap nu staat en welke redenen voor pessimisme én optimisme hij ziet.
Opgewarmd
2015 Is een uitzonderlijk jaar. Voor het eerst is de gemiddelde temperatuur op aarde meer dan 1 graad Celsius hoger dan de gemiddelde temperatuur in het pre-industriële tijdperk.
Een opwarming van twee graden of meer kan volgens wetenschappers zulke dramatische gevolgen hebben dat dat moet worden voorkomen. In 2009 spraken landen in Kopenhagen af dat de aarde niet meer dan twee graden mag opwarmen.
Met de reductie-toezeggingen die landen voorafgaand aan Parijs hebben gedaan, zal de aarde zo’n 3,5 graden opwarmen. Wat op tafel ligt is dus onvoldoende. Daar komt bij dat de energiebehoefte in de wereld alleen maar toeneemt.
Broeikasgassen
Wie in 1820 leefde gebruikte per jaar gemiddeld zo’n 20 gigajoule energie, vooral door het verstoken van hout. In de 200 jaar die volgden verviervoudigde het energiegebruik per persoon.
Bovendien zijn telde de aarde toen 1 miljard inwoners. Nu zijn het er 7,3 miljard. En de energie die wordt gebruikt komt vooral uit olie, steenkool en gas. Dat leidt weer tot uitstoot van allerlei broeikasgassen.
Een persoon is nu gemiddeld verantwoordelijk voor een jaarlijkse CO2 uitstoot van 5 ton. Uiteraard zijn er per regio grote verschillen. Een Amerikaan is op jaarbasis goed voor de uitstoot van 16,5 ton. Landen in Afrika, India en China zijn met een inhaalslag bezig. Vorig jaar was de uitstoot per Chinees voor het eerst groter dan die van een Europeaan:7,2 versus 6,8.
Hoop
Toch zijn er ook signalen die minder somber stemmen. De wereld ziet de ernst van het probleem in en voor het eerst lijken de twee grootste vervuilers, China en de VS, bereid samen te werken aan een oplossing.
Daarnaast zijn er andere bemoedigende signalen. Zo heeft de olieminister van Saudi Arabië - de grootste olieproducent ter wereld - onlangs verklaard dat zijn land een omschakeling wil maken naar duurzame energie. Niet direct, maar wel op termijn.
Wat ook hoop geeft is dat van de nieuw toegevoegde energie een steeds groter percentage uit duurzame bronnen komt. In 2001 kwam nog 81 procent uit niet-hernieuwbare energie zoals kolen, gas en olie. In 2013 was het aandeel van die energie gedaald naar 42 procent. Tegelijkertijd is het percentage ‘nieuwe’ energie uit duurzame bronnen opgelopen van 19 naar 58 procent.