De meeste mensen kunnen pas met pensioen op hun 67ste. Of later. Maar volgens hoogleraar Andries de Grip komen de kosten die worden bespaard door een latere pensioenleeftijd op een andere manier terug, doordat er nieuwe kosten worden gecreëerd. Mensen zijn minder productief, sneller ziek en hebben problemen om de kennis op peil te houden.
Hoe gaan werkgevers om met de toenemende vergrijzing op de werkvloer? Hoe is het voor werknemers om langer door te (moeten) werken? En lukt dat wel? Nieuwsuur spreekt met schoonmakers, bezoekt een basisschool en interviewt mensen op de werkvloer van een kartonfabriek waar de gemiddelde leeftijd 48 jaar is. Te gast is Michaël van Straalen, voorzitter MKB Nederland.
Hoogleraar de Grip kwam tot de - volgens hem - schokkende conclusie dat bijna de helft van de werkgevers het niet belangrijk vindt dat hun medewerkers langer doorwerken. Ze investeren weinig in hun oudere personeel.
"Dat heeft tot gevolg dat het voor werknemers steeds moeilijker wordt om de pensioenleeftijd van 67 te halen."
Depressieve klachten
Aan de andere kant neemt de motivatie en arbeidsvreugde af bij werknemers die steeds later met pensioen gaan. Deze groep heeft meer last van depressieve klachten vergeleken met werknemers die eerder met pensioen gingen, toen de VUT-regeling nog bestond.
De onderzoekers stellen voor dat de middelen die nu gebruikt worden om ouderen extra vrije dagen en verlof te geven, ingezet worden voor scholing en trainingen.
De Grip: "Uit ons onderzoek komt naar voren dat in organisaties die meer scholing aanbieden aan ouderen ook mensen die de scholing zelf niet volgen, gemotiveerder zijn."