Bij gespecialiseerde instellingen voor jeugdpsychiatrie staan kinderen maanden, soms wel een jaar, op een wachtlijst voordat ze kunnen worden opgenomen. Vorig jaar concludeerde de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) al dat de wachttijdnormen werden overschreden.
Nieuwsuur sprak met verschillende zorgaanbieders in de jeugdpsychiatrie om een beeld te krijgen van hoe de wachttijden zich dit jaar ontwikkelen.
Kinderen in het ziekenhuis
Kinderen met een ernstige eetstoornis hebben veel moeite met het vinden van een behandelplek. Bij de gespecialiseerde zorgaanbieders Rintveld en Ursula kunnen kinderen bijvoorbeeld pas tegen het einde van dit jaar terecht.
Kinderarts Annemarie van Bellegem van het AMC maakt zich grote zorgen: “De wachttijden zijn echt veel te lang. Kinderen hebben weinig reserves en gaan er in die wachttijd soms zo op achteruit, dat ze in het ziekenhuis terechtkomen.“
Vijf maanden wachten
Annemarieke is 16 jaar en verblijft in De Bascule in Amsterdam. Daar wordt ze behandeld voor een ernstige dwang- en angststoornis. Ze moest vijf maanden wachten voordat ze hier terecht kon. In die periode ging ze erg achteruit. Ze raakte depressief, miste veel school en kon haar vriendschappen niet meer onderhouden.
Haar moeder zocht naar alternatieven, maar liep bij alle zorgaanbieders aan tegen lange wachttijden. De wachttijd voor de klinische behandeling van complexe dwangstoornissen is bij De Bascule inmiddels opgelopen tot een jaar.
We kunnen ons ook niet voorstellen dat als een kind een been breekt, er wordt gezegd : Sorry het gipsbudget is op, kom over drie maanden maar terug.
Wachttijden lopen op
Volgens directeur Muriël Bos van De Bascule in Amsterdam waren de wachttijden al langer een probleem, maar zijn ze dit jaar nog verder opgelopen. Ze legt uit dat ze sinds 1 januari minder budget hebben, personeel hebben moeten laten gaan, maar nog net zo veel aanmeldingen hebben van kinderen die zorg nodig hebben. “Deze lange wachttijden zijn daar een gevolg van. Iedereen is het erover eens dat dit soort zorg nodig is en belangrijk, maar er is gewoon te weinig geld voor gereserveerd.”
Patiëntenorganisatie Landelijk Platform GGZ vindt de situatie zeer zorgelijk: “We kunnen ons ook niet voorstellen dat als een kind een been breekt, er wordt gezegd : Sorry het gipsbudget is op, kom over drie maanden maar terug. Deze kinderen hebben ook serieuze problemen en er moet gewoon zorg beschikbaar zijn.”
Wachttijden lopen op
Instelling | Behandeling | Wachtijd in 2014 | Wachttijd in 2015 | |
Ursula | Complexe eetstoornissen | 6 - 7 weken | 20 - 24 weken | |
Bascule | Klinische opname bij Dwang- en angststoornissen | 16 weken | 40 - 48 weken | |
GGZ Breburg | Alle behandelingen t/m 18 jaar | 11 weken | 30 - 32 weken | |
Molendrift | Specialistische GGZ | 13 weken | 22 weken | |
Rivierduinen Midden-Holland | Alle behandelingen t/m 18 jaar | Wachttijd tot intake: 6 weken | Wachttijd tot intake: 20 |
Geen landelijk toezicht
Kinder- en jeugdpsychiatrie viel tot dit jaar onder verantwoordelijkheid van de verzekeraars, waar de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) toezicht op houdt. Maar nu de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de jeugdzorg, gaat de zorgautoriteit er niet meer over. Noch de NZa, noch de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten, noch de Inspectie voor de Gezondheidszorg, noch de Inspectie voor de Jeugdzorg, noch het ministerie van Volksgezondheid monitoren hoe de wachttijden zich ontwikkelen.
Geen normen meer
Toen de zorgverzekeraars de jeugdhulp nog betaalden, lag wettelijk vast wat voor wachttijden acceptabel waren. Vanaf dit jaar gelden die normen niet meer en mogen gemeenten zelf bepalen welke wachttijden zij acceptabel vinden. Het ministerie van Volksgezondheid bevestigt dat de verantwoordelijkheid sinds dit jaar bij de gemeenten ligt. Het is aan de gemeenteraad om het gemeentebestuur te controleren.
Verandering nodig
In een reactie zegt de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG) dat gemeenten de wachtlijsten ongewenst vinden en doen wat zij kunnen om ze zo snel mogelijk te laten verdwijnen of verkorten. Verder is er minder geld beschikbaar en is er dus een “verandering nodig”. Daarom heeft de VNG samen met andere partijen een visie geschreven.
Staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid reageert ook op de bevindingen: "Op basis van deze signalen ga ik met de VNG in gesprek om na te gaan of er meer signalen zijn en welke actie wordt ondernomen om te zorgen dat deze kinderen passende hulp krijgen."
Lees hier de uitgebreide antwoorden van het ministerie van Volksgezondheid op vragen van Nieuwsuur.