Het aantal tegenstanders van een verplichte rekentoets aan het einde van de middelbare school groeit met de dag. Maar ook de voorstanders van de toets beginnen zich meer in het debat te mengen.
De Vereniging van Hogescholen wil leerlingen kunnen weigeren die onvoldoende rekenvaardig zijn. Woensdag debatteert de Tweede Kamer over de rekentoets. Staatssecretaris Dekker krijgt steun van zijn partij: de VVD. De PvdA was kritisch en lijkt nu te twijfelen.
Bezwaren
"De toets is een gedrocht", vindt wiskundedocent Karin den Heijer. "Een afrekentoets", zegt Paul van Meenen, Tweede Kamerlid voor D66. "Het is een ramp. De toets is niks en wordt niks," aldus Swier Garst van de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren. De Stichting Goed Rekenonderwijs ziet nog een ander gevaar opdoemen. De bureaus die bijles aanbieden en leerlingen klaar kunnen stomen voor de toets zullen in dit gat springen.
"Een tweedeling dreigt in de maatschappij, met minder kansen voor ouders die niet in staat zijn hun kinderen dure bijles te laten volgen", schrijft de stichting ineen brief aan de Tweede Kamer. Vorig jaar sprak het Platform VMBO al zorgen hierover uit in Nieuwsuur. Een groot deel van de VMBO leerlingen zal de toets niet halen, denkt Jan van Niedorp van het Platform VMBO. Schooluitval dreigt voor deze groep.
Voorstanders
Toch houdt staatssecretaris Dekker van Onderwijs voorlopig voet bij stuk. De rekentoets gaat vanaf volgend jaar meetellen voor het behalen van het diploma. De staatssecretaris heeft naar aanleiding van rapporten van de commissie Bosker en commissie Steur wel aanpassingen gedaan aan de toets en de normen. Voorlopig zal een 4,5 als voldoende gerekend worden. De komende jaren stijgt de moeilijkheidsgraad.
Dekker heeft een medestander in de Vereniging van Hogescholen. De vereniging is voorstander van de invoering van de verplichte rekentoets. Het is de hogescholen al jaren een doorn in het oog dat studenten over een laag rekenniveau beschikken. De universiteiten en hogescholen trokken zo’n 10 jaar geleden al aan de bel.
Geschiedenis
De discussie over het niveau van het rekenonderwijs op de basis- en middelbare school speelt al jaren. Alle deskundigen zijn er over één ding eens: rekenen horen leerlingen te leren op de basisschool. Over de manier waarop je dat het beste leert, woedt sinds 2007 een felle discussie.
Op de basisschool wordt de laatste jaren vaker gebruik gemaakt van de methode realistisch rekenen. Het maken van sommen met verhaaltjes. De voorstanders van het traditionele rekenen, het maken van kale sommen, oefenen en automatiseren, zijn fel tegen het realistisch rekenen. Ze wijzen deze nieuwe rekendidactiek aan als oorzaak voor de daling van het rekenniveau.
Leerkracht
De Koninklijke Academie voor Wetenschappen deed onderzoek naar beide methodes. In 2009 werd het resultaat hiervan gepresenteerd.
Voorzitter van de commissie Jan Karel Lenstra: "We vonden grote prestatieverschillen binnen de methodes. Er was dus geen conclusie te trekken dat traditioneel rekenen beter of slechter was dan realistisch rekenen. De conclusie is dat de leerkracht doorslaggevend is. Het rekenniveau van pabostudenten bleek zeer laag. Op de pabo was te weinig aandacht voor de rekenvaardigheden van de toekomstig docenten."
Pabo's
Op de Pabo’s zijn inmiddels grote veranderingen doorgevoerd. Er is meer aandacht voor taal en rekenen en het niveau van de toekomstige leerkrachten. Studenten moeten een rekentoets halen, anders krijgen ze geen diploma. Jan Karel Lenstra: "De verbeteringen en veranderingen gaan niet van vandaag op morgen. Het gaat langzaam beter met rekenen op de basisschool. Een probleem is nog wel dat leraren zich nauwelijks vakinhoudelijk bijscholen. Er zijn leerkrachten die in 40 jaar geen bijscholing in rekenen hebben gehad."
Toekomst
De invoering van een rekentoets op de middelbare school lost de problemen op de basisschool niet op. "Een rekentoets in het eindexamenjaar van het voortgezet onderwijs is ‘too little too late’", zegt de Stichting Goed Rekenonderwijs. Jan Karel Lenstra is het daar mee eens. "Rekenen moet je leren op de basisschool. In de onderbouw moet er geoefend worden en waar nodig bijgespijkerd. In de bovenbouw moeten leerlingen zich er niet meer bezig houden.