De vlag van de Europese Unie en die van Zweden voor het stadhuis van Malmö
NOS Nieuws

Hoe stemden de 27 EU-lidstaten? Een overzicht

Een dag na het eindigen van de Europese Parlementsverkiezingen is het globale beeld duidelijk. Radicaal-rechtse partijen zijn weliswaar gegroeid, maar verder zijn de verhoudingen in het parlement niet opzienbarend gewijzigd.

Hoe zit dat als we inzoomen op de uitslagen in de afzonderlijke landen? Hieronder volgt een overzicht van de verkiezingsresultaten in de 26 EU-landen, dus afgezien van Nederland. Het is in de meeste gevallen gebaseerd op de voorlopige officiële einduitslagen.

In het EU-land met de meeste zetels in het parlement, Duitsland, kregen de regeringspartijen flinke klappen. De sociaaldemocratische SPD van bondskanselier Scholz leverde ten opzichte van vijf jaar geleden weliswaar weinig in, maar haalde met nog geen 14 procent van de stemmen het slechtste resultaat ooit in een algemene verkiezing.

Coalitiepartner De Groenen ging van 20,5 naar 11,9 procent van de stemmen en de liberale FDP van 5,4 naar 5,0 procent.

Grootste partij in Duitsland werd de christendemocratische CDU/CSU (30,0 procent). Tweede werd het radicaal-rechtse AfD (15,9 procent), dat een fikse winst boekte.

Radicaal-rechts de grootste in Frankrijk en Italië

Ook in Frankrijk deed de regering het slecht. De partij van president Macron kreeg ruim twee keer zo weinig stemmen als het radicaal-rechtse Rassemblement National van Marine Le Pen.

Een overwinning van Le Pen was weliswaar verwacht, maar de grootte ervan kwam voor velen als een verrassing. In een reactie heeft president Macron nieuwe parlementsverkiezingen uitgeschreven voor 30 juni. "Ik kan niet doen alsof er niets is gebeurd", zei hij.

In Italië was er eveneens succes voor radicaal-rechts. Fratelli d'Italia van premier Meloni boekte zoals verwacht een grote overwinning en ging van 6 naar ruim 28 procent van de stemmen. Tweede eindigde de centrumlinkse Partito Democratico (ruim 24 procent).

De winst van Meloni's partij ging ten koste van onder meer de Vijfsterrenbeweging en vooral Lega van vicepremier Salvini. Die laatste radicaal-rechtse partij, in 2019 nog de grootste, is nu de vijfde partij van het land met 9 procent van de stemmen.

In Spanje is de PSOE van premier Sánchez niet meer de grootste in het Europees Parlement. De sociaaldemocratische partij zakte licht van 32,9 naar 30,2 procent en werd ingehaald door de christendemocratische Partido Popular (34,2 procent).

Ook in Spanje werd radicaal-rechts populairder, maar in vergelijking met andere landen viel die winst klein uit. De partij VOX kreeg een kleine 10 procent van de stemmen.

Polen, dat 53 zetels heeft in het Europees Parlement, kende een nek-aan-nekrace tussen de pro-Europese Burgercoalitie van premier Tusk en de nationalistische oppositiepartij PiS.

Tusks partij beslechtte de strijd nipt in haar voordeel, met 37 tegen 36 procent. Het is voor het eerst in tien jaar dat PiS niet de grootste wordt bij een verkiezing in Polen.

De Poolse premier Tusk na bekendmaking van de verkiezingsuitslag

In Roemenië kreeg de regeringscoalitie van de sociaaldemocratische PSD en de liberale PNL 54 procent van de stemmen. Ze deden met één lijst mee aan de verkiezingen.

De anti-migratiepartij AUR, die na de Europese verkiezingen in 2019 werd opgericht, kwam uit op 12,5 procent.

In België, dat gisteren overigens ook federale en regionale verkiezingen had, kregen drie partijen drie zetels: de Vlaamse partijen Vlaams Belang en N-VA en de Franstalige Mouvement Réformateur.

In percentages gerekend werd Vlaams Belang met 13,9 procent nipt de grootste. Open VLD, de liberale partij van premier De Croo, haalde 5,5 procent van de stemmen en werd daarmee landelijk de tiende partij.

De centrumrechtse regeringspartij Nieuwe Democratie werd de grote winnaar in Griekenland. De partij van premier Mitsotakis verwierf 28,3 procent van de stemmen.

Op ruime achterstand werd het radicaal-linkse Syriza (14,9 procent) tweede, voor het sociaaldemocratische PASOK (12,8 procent).

In Tsjechië gingen de meeste zetels naar de centrumpopulistische oppositiepartij van oud-premier Babis. Zijn ANO-partij kwam uit op 26,1 procent.

De drie partijen van de centrumrechtse regeringscoalitie van premier Fiala bleven steken op 22,2 procent. De regeringspartijen waren samen opgetrokken bij de Europese verkiezingen.

Zo reageerden Europeanen uit verschillende landen op de uitslag in hun land:

Zowel 'geschrokken' als 'blij': zo reageren Europeanen op verkiezingsuitslagen

In Zweden was er een overwinning voor de sociaaldemocraten. De oppositiepartij haalde 24,9 procent van de stemmen en had daarmee een ruime voorsprong op de conservatieve Moderata-partij van premier Kristersson (17,5 procent).

Derde werden de Groenen (13,8). De rechts-populistische Zweden Democraten leverden ten opzichte van 2019 iets in en kwamen uit op 13,2 procent. Zweden was daarmee een van de weinige landen waar rechts-populisme stemmen verloor.

De strijd in Portugal ging vooral tussen de conservatieve regeringspartij Alianca Democratica en de linkse oppositiepartij Partido Socialista. Die laatste werd nipt de grootste: 32,1 tegen 31,1 procent.

Op gepaste afstand (9,8 procent) werd het rechts-populistische Cheda derde. Die partij komt daarmee voor het eerst in het Europees Parlement.

In Hongarije haalde de regeringspartij van premier Orbán weliswaar 44 procent van de stemmen, maar dat betekende het slechtste verkiezingsresultaat in twintig jaar. De nieuwe oppositiepartij Tisza van Peter Magyar kwam uit op 30 procent.

Magyar is net als Orbán een nationalistische, centrumrechtse politicus, maar profileert zich wat meer met een pro-Europees geluid. Ook richtte hij zich in de campagne tegen de corruptie waaraan Fidesz zich volgens hem schuldig maakt.

De Hongaarse oppositieleider Peter Magyar op de verkiezingsavond

In Oostenrijk haalde de rechts-radicale oppositiepartij FPÖ de meeste stemmen, al was het verschil klein met de conservatieve regeringspartij ÖVP en de sociaaldemocratische SPÖ. Alle drie de partijen kregen ongeveer een kwart van de stemmen.

De Bulgaarse oud-premier Borissov haalde gisteren een dubbelslag. Zijn centrumrechtse partij GERB werd in Bulgarije de grootste bij zowel de Europese verkiezingen als bij de landelijke verkiezingen, die op dezelfde dag werden gehouden. In Europees verband kwam zijn partij uit op 23 procent van de stemmen.

In Denemarken werden twee linkse partijen de grootste. De groene Socialistische Volkspartij kwam uit op 17,4 procent en de Sociaal Democraten op 15,6 procent. Derde werd het rechts-liberale Venstre, dat veel inleverde en 14,7 procent van de stemmen haalde.

In Finland gingen de meeste zetels naar de liberaal-conservatieve partij Kokoomus van premier Orpo. De partij won licht en kwam uit op 24,8 procent van de stemmen. Tweede werd de Linkse Alliantie (Vasemmistoliitto) en derde de Sociaal-Democratische Partij.

De liberale oppositiepartij PS won de verkiezingen in Slowakije. De partij werd met 27,8 procent groter dan de SMER-partij (24,8) procent van premier Fico, die onlangs een aanslag overleefde. Het radicaal-rechtse Republika haalde 12,5 procent van de stemmen.

In Ierland werd vrijdag al gestemd, maar is nog geen uitslag bekendgemaakt. Het land heeft 14 zetels in het Europees Parlement.

De verkiezingen in Kroatië werden gewonnen door de regerende conservatieve HDZ. De partij haalde 34,6 procent van de stemmen. Tweede werd de sociaaldemocratische oppositiepartij SDP (26 procent).

In Litouwen kwamen maar weinig mensen stemmen. De opkomst was 28,4 procent. De winst ging naar de centrumrechtse regeringspartij TS-LKD, al leverde die wel wat stemmen in ten opzichte van vijf jaar geleden. De een-na-grootste werd de sociaal-democratische oppositiepartij LSDP.

Verkiezingsbord in Kroatië

Premier Golob van Slovenië leed een gevoelige nederlaag. Zijn liberale partij bleef steken op 22,1 procent van de stemmen, terwijl de rechtse oppositiepartij SDS 30,6 procent haalde. SDS-leider Jansa, een bondgenoot van de Hongaarse premier Orbán, heeft al opgeroepen tot nieuwe landelijke verkiezingen, maar Golob zegt dat die er niet komen.

In Letland kreeg de oppositie niet echt voet aan de grond. De regeringspartijen JV (liberaal-conservatief) en NA (nationalistisch) haalden samen bijna de helft van alle stemmen binnen. De grootste uitdager, het liberale LA, kwam uit op 9,4 procent.

In buurland Estland was het wel een oppositiepartij die de grootste werd, namelijk het conservatief-liberale Isamaa. Tweede en derde werden de regeringspartijen SDE (sociaal-democratisch) en de liberale ER van premier Kallas.

Influencer het parlement in

In Cyprus is het opvallendste resultaat wellicht dat een 24-jarige influencer zonder enige politieke ervaring een van de zes zetels wist te bemachtigen. Fidias Panayiotou haalde ruim 19 procent van de stemmen onder de partijnaam Fidias. Hij werd daarmee de op twee na grootste partij, achter het conservatief-liberale DISY en het communistische AKEL.

In Luxemburg werd de CSV-partij van premier Frieden de grootste partij. De christendemocraten kregen bijna 23 procent van de stemmen in het groothertogdom. De sociaaldemocratische LSAP haalde 21,7 procent van de stemmen en werd daarmee de tweede partij.

Tot slot Malta, zowel qua oppervlak als qua inwonersaantal (nog geen 550.000) het kleinste land van de Europese Unie. Daar werden de zes zetels evenredig verdeeld over de twee grootste partijen. De conservatieve PN van Europees Parlementsvoorzitter Metsola haalde 42,8 procent van de stemmen, iets minder dan de 45,2 procent van de Arbeiderspartij.

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl