Het vertrouwen in de Nederlandse politiek was de laatste jaren nog nooit zo laag als nu, blijkt uit een Ipsos-onderzoek in opdracht van de NOS. Zeven op de tien ondervraagden geven aan weinig of heel weinig vertrouwen te hebben in de landelijke politiek. Het vertrouwen in het kabinet en in premier Rutte is navenant laag.
Een jaar geleden zeiden zes op de tien ondervraagden weinig of heel weinig vertrouwen te hebben in de politiek. En ook het vertrouwen in het kabinet en in Rutte is verder afgenomen.
Het kabinet-Rutte IV krijgt als rapportcijfer een 4,2, een vol punt lager dan de 5,2 van rond de gemeenteraadverkiezingen in maart. Sinds het vierde kabinet-Rutte begin januari aantrad, heeft de ministersploeg nog nooit een voldoende gescoord.
Uit het Ipsos-onderzoek komt naar voren dat alleen mensen die gestemd hebben op de VVD (69 procent) en D66 (55 procent) het huidige kabinet in meerderheid vertrouwen. Onder de achterban van de andere twee regeringspartijen, CDA en ChristenUnie, heerst juist groot wantrouwen tegen de ministers: zes op de tien CDA- en ChristenUnie-aanhangers hebben (heel) weinig vertrouwen in het kabinet.
Bij de achterban van oppositiepartijen loopt het wantrouwen op van 71 procent onder GroenLinks en Denk naar 96 procent bij de BoerBurgerBeweging.
De nieuwe dip in het vertrouwen in politici heeft te maken met het ontstaan van nieuwe crises, terwijl oude problemen niet worden opgelost. 77 procent van de ondervraagden meent dat het de verkeerde kant op gaat met Nederland, slechts 14 procent ziet het land de goede kant op gaan.
Bijna twee derde van de ondervraagden (64 procent) geeft de aanpak van de energiecrisis als reden voor het gebrek aan vertrouwen in de politiek. Ook het beleid met betrekking tot de woningmarkt (59 procent), immigratie en asiel (58 procent), inflatie (56 procent) en gezondheidszorg (55 procent) worden vaak genoemd.
Dat zijn dan ook de thema's waarmee het kabinet aan de slag moet. Kosten van levensonderhoud/inflatie, woningmarkt en de energielevering vormen de top-3, waarbij de inflatie er met 43 procent de boventoon voert.
De politiek mag naar de mening van de ondervraagden minder aandacht hebben voor vrijheid van godsdienst, ontwikkelingssamenwerking en de stikstofproblemen.
Maar liefst acht op de tien Nederlanders geven aan dat ze zich zorgen maken over de stijgende prijzen. Twee derde heeft het uitgavenpatroon daarom al aangepast, met name door goedkopere boodschappen te doen, minder energie te verbruiken en korter te douchen. Ook besteden mensen minder geld aan eten buiten de deur en aan uitstapjes.
Het aantal mensen dat elke maand maar net kan rondkomen, is gestegen van 35 procent vorig jaar naar 43 procent nu. De groep Nederlanders die zegt goed te kunnen rondkomen, is in een jaar tijd afgenomen van 57 naar 44 procent.
Asielinstroom beperken
Over de asielcrisis zegt een groot deel van de ondervraagden in dit Ipsos-onderzoek dat de instroom van asielzoekers beperkt moet worden; 68 procent is het eens met die stelling. Over het afdwingen van opvangruimte bij gemeenten zegt 43 procent het daar niet mee eens te zijn. 32 procent vindt dat wél toelaatbaar.
Afgelopen weekend bleek uit onderzoek van een ander instituut, I&O Research, dat zes op de tien Nederlanders het asielbeleid steunen. Verklaring voor dit verschil is volgens I&O Research waarschijnlijk dat sommige voorstanders zien dat het momenteel niet lukt om alle asielzoekers fatsoenlijk op te vangen en dat zij daarom beperking van de instroom een acceptabele tijdelijke maatregel vinden.
Groningse gaskraan
Deelnemers aan de Ipsos-peiling is ook gevraagd hoe men denkt over de gaswinning in Groningen. 49 procent is van mening dat de gaskraan in Groningen weer open moet, nu er vrijwel geen gas meer uit Rusland komt. 20 procent is het ermee oneens, 23 procent van de ondervraagden heeft geen uitgesproken mening.