Als 4 mei een dag van schaamte is, omdat je vader fout was in de oorlog
Nederland staat vandaag stil bij de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Nog dagelijks gaan veel mensen gebukt onder de gevolgen van de oorlog, zelfs als ze die niet bewust hebben meegemaakt. Onder hen zijn de kinderen van ouders die de kant van de bezetter kozen. Voor hen voelt 4 mei als een dag die niet voor hen geldt, als een dag van schaamte.
In de documentaire 'Mijn vader was fout', vanavond om 21.05 uur op NPO 2, vertellen twee van die kinderen hun verhaal: Rob Riphagen, zoon van de beruchte oorlogsmisdadiger Dries Riphagen en Willeke Stadtman, dochter van Karel Stadtman, die tijdens de oorlog voor de Duitse politie werkte.
De film van mijn leven komt in die twee minuten op 4 mei voorbij.
"4 mei is altijd een moeilijk moment voor mij", zegt Rob Riphagen (75). "Er komen dan zoveel vragen naar boven. Waarom zijn de dingen zo gegaan? Waarom heb je dat gedaan? De film van mijn leven komt in die twee minuten op 4 mei voorbij."
De vader van Rob, Dries Riphagen, was voor de oorlog een crimineel in Amsterdam. In de oorlogsjaren ontwikkelde hij zich tot een gewetenloze misdadiger, die Joden opspoorde, afperste en tenslotte verraadde. Hij was verantwoordelijk voor de deportatie van naar schatting 200 Joden. De film 'Riphagen' uit 2016 is gebaseerd op zijn oorlogsverleden.
Meedogenloos
Na de oorlog wist Dries Riphagen via België en Spanje te ontsnappen naar Argentinië, waar hij een nieuw leven opbouwde. Voor zijn misdaden is hij nooit berecht. In 1973 overleed hij in een kliniek in Zwitserland.
Rob Riphagen, die in 1943 werd geboren en zijn vader nauwelijks heeft gekend, fantaseerde jarenlang over een weerzien. Pas in de loop van zijn leven ontdekte hij hoe meedogenloos zijn vader te werk was gegaan tijdens de oorlog.
"Ik ben altijd bang geweest dat er iets van mijn vader ook in mij zit. Dat is een heel beangstigend gevoel", zegt Riphagen. In de archieven heeft hij uitgezocht wat zijn vader precies heeft gedaan in de oorlog. Hij voelt schaamte over die misdaden.
"Het bepaalt de manier waarop je je gedraagt. Altijd is er een stemmetje in je hoofd dat zegt: dat kun je beter wel doen en dat niet. Het is een soort deken van geremdheid die over je heen ligt en waar je niet onderuit kunt kruipen."
In de documentaire heeft hij een ontmoeting met Simone Haller, een nicht van de Joodse bloemenverkoper Simon Bacharach, die door toedoen van Riphagen tijdens de oorlog werd opgepakt. Hij realiseert zich hoeveel pijn en leed zijn vader heeft veroorzaakt en hoe dat doorwerkt, tot op de dag van vandaag.
Willeke Stadtman (68) blijft op 4 mei altijd thuis, omdat ze zich niet op haar plaats voelt bij een herdenking. "De mensen die op de Dam staan, zijn goed geweest in de oorlog, ze staan daar zuiver en onschuldig. Het is niet zo dat ik me schuldig voel over mijn vader, maar ik heb op die dag zoveel dubbele gevoelens, dat het afbreuk zou doen aan datgene wat daar puur en zuiver moet zijn."
Willekes vader groeide na de scheiding van zijn ouders op in pleeggezinnen. In de oorlog zocht hij een baantje bij de politie om niet naar Duitsland te hoeven. Hij kwam terecht bij de Duitse Ordnungspolizei in Apeldoorn.
Mijn vader realiseerde zich dat hij een foute keuze had gemaakt en dat hij die niet meer ongedaan kon maken.
"Rond 4 mei was er altijd veel spanning bij ons thuis. Mijn vader realiseerde zich dat hij een foute keuze had gemaakt in de oorlog en dat hij die niet meer ongedaan kon maken. Zijn onvermogen om daarmee om te gaan heeft een diepgaand effect gehad op het hele gezin."
Willeke was de oudste in het gezin van vier kinderen; twee meisjes en twee jongens. Het bleef lang onduidelijk wat hun vader precies gedaan heeft in de oorlog. Uit onderzoek in de archieven bleek later dat hij zich vooral schuldig heeft gemaakt aan agressief gedrag en machtsmisbruik.
"Voor hem telde vooral dat hij ergens bijhoorde. Dat hij macht over anderen kon hebben, omdat hij zich in zijn jonge jaren machteloos gevoeld heeft", zegt Stadtman.
Onveilige sfeer
Haar vader bracht na de oorlog vijf jaar door in interneringskampen en verloor voor tien jaar zijn burgerrechten. De woede en frustratie die hij voelde over zijn verleden, zorgde voor een negatieve en onveilige sfeer in het gezin. Regelmatig sloeg hij hun moeder.
Met vrijwilligerswerk als grensrechter bij de plaatselijke voetbalvereniging probeerde hij toch een plek in de samenleving te bemachtigen. Toen hij op een dag van de voorzitter te horen kreeg dat hij zijn lidmaatschap moest opgeven omdat hij fout was geweest in de oorlog, was hij gebroken.
"Dat was een kantelpunt", zegt Willeke. "Die vereniging was alles voor hem. Heel even had hij de hoop dat hij gewaardeerd werd en dat hij erbij hoorde. Daarna was er geen land meer met hem te bezeilen."
Willeke was op dat moment 16 jaar en ging twee jaar later het huis uit. Haar jongere zusje en broertjes bleven nog jarenlang thuis.
Haar jongste broertje Wilfred ging letterlijk ten onder aan het mislukte leven van zijn vader. In 2000 pleegde hij zelfmoord. Hij bleek niet in staat zich los te maken uit de sfeer van zijn jeugd, waarin er geen hoop was, geen vertrouwen en geen toekomst.
Willeke schreef het boek 'Op voet van oorlog' over wat zij thuis meemaakte en geeft regelmatig lezingen. Ze hoopt daarmee mensen aan het denken te zetten over het effect van de oorlog op gezinnen waar een ouder de foute kant koos.