Inkomsten en werkgelegenheid in de cultuursector: een uitleg in grafieken
Charlotte Klein
redacteur Economie
Charlotte Klein
redacteur Economie
Er staat geen cultuurparagraaf in het regeerprogramma, maar al langer is duidelijk wat het kabinet met de sector wil: er minder geld aan uitgeven en er meer geld aan overhouden (subsidies omlaag, btw omhoog). De sector zelf vreest als gevolg van deze maatregelen een kaalslag.
Een puur economische benadering van cultuur voelt wellicht wat ongemakkelijk omdat het hoofddoel van bijvoorbeeld theater, concerten of musea niet economisch is. Toch is het interessant om door een economische bril naar de sector te kijken. Het gaat vaak over wat kunst en cultuur kosten, maar wat levert het eigenlijk op?
Voordat we daarin duiken, is het goed om te weten dat Nederlanders veel cultuur consumeren: tussen de 85 en 95 procent van de Nederlanders bezoekt volgens de Cultuurmonitor jaarlijks 'iets cultureels'. 60 tot 65 procent van de Nederlanders is zelf een beoefenaar van cultuur, als amateur of professioneel.
Werknemers
In de culturele sector lopen verschillende definities door elkaar heen. In dit artikel (en de grafieken) gaat het om de subcategorie kunst en cultureel erfgoed. Daaronder vallen onder meer toneel, dans, musical, musea, muziek, festivals, monumenten en archieven.
Later komen subsidies aan bod waar het ook over een andere subcategorie van cultuur gaat, namelijk media en entertainment. Daaronder vallen films, boeken, bibliotheken, omroepen, kranten, bioscopen, pretparken en dierentuinen.
60 procent van de mensen werkzaam in kunst en cultureel erfgoed werkt als zzp'er.
Bovenstaande cijfers zijn eigenlijk niet volledig, omdat mensen werkzaam in bijvoorbeeld de boeken- en filmwereld niet zijn meegenomen. Ook vrijwilligers zijn niet terug te zien.
"Terwijl de sector sterk op hen leunt", zegt Bastiaan Vinkenburg, kunst- en cultuuronderzoeker bij Bureau Berenschot. "Zeker op plekken waar weinig budget is en in bepaalde kunstuitingen zoals poppodia, bibliotheken en musea." In Nederland werkt 6 procent - 1 miljoen mensen - als vrijwilliger bij culturele instellingen.
Daarbij kan je de werkgelegenheid oprekken, zegt Jeroen Bartelse, directeur van zalencentrum Tivoli Vredenburg in Utrecht en voorzitter van branchevereniging Kunsten '92.
"Er zit een hele economie om ons heen. Taxichauffeurs of het ov die mensen naar huis brengen, de restaurants en cafés, de mensen verantwoordelijk voor de op- en afbouw, de lichttechnici, kostuumontwerpers, financiële dienstverlening, toeleveranciers, ga maar door."
Maar cijfers over die dienstverlening in relatie tot cultuur zijn lastig te geven, want de dienstensector is natuurlijk niet afhankelijk van cultuur alleen.
Naast deze instellingen zijn er ook 45 filmtheaters, 133 bibliotheekorganisaties en 800 bibliotheekvestigingen.
In grote steden, waar kunst en cultuur sterker vertegenwoordigd zijn, werken veel mensen in de culturele sector. Onderstaande cijfers gaan alleen over kunsten en cultureel erfgoed.
Inkomstenbronnen
De cultuursector heeft vier grote inkomstenbronnen: publiek (kaartjes), privaat (donateurs, vriendenverenigingen, sponsoring, private fondsen, loterijen), overheid (Rijk, provincies, gemeenten) en neveninkomsten (horeca, merchandise, diensten).
De cijfers lopen tot 2019, het jaar voor de coronapandemie uitbrak. Tijdens de pandemie daalden de inkomsten vanuit het publiek en stegen die vanuit het Rijk. In 2010-2013 zijn de bezuinigingen van het kabinet-Rutte I zichtbaar:
Ongeveer de helft van het geld (exclusief filmsector, archieven en bibliotheken) komt van het Rijk en gemeenten, in de vorm van subsidies. Tegelijk maakt niet elke culturele instelling, kunstenaar of gezelschap daar gebruik van.
De totale inkomsten van de cultuursector zijn jarenlang nagenoeg gelijk gebleven, ondanks inflatie - daar is nauwelijks voor gecorrigeerd.
Er zijn drie belangrijke subsidiestromen: die van het Rijk, van de gemeenten en van de provincies. Het Rijk heeft via het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) 1,3 miljard euro te verdelen:
- Rijksfondsen: deze middelen worden verdeeld over de culturele sector door het Fonds Podiumkunsten, Fonds voor Cultuurparticipatie, Mondriaanfonds, Letterenfonds, Filmfonds en Stimuleringsfonds Creatieve Industrie;
- BIS-instellingeninstellingen (Basisinfrastructuur): dit zijn de volgens de politiek onmisbare culturele functies, zoals grotere toneel- en dansgezelschappen, orkesten, instellingen voor beeldende kunst, opera en festivals. De Raad voor Cultuur adviseert waar het geld daarvoor naartoe gaat. Dat advies wordt meestal integraal overgenomen door het kabinet op Prinsjesdag. In juli bleek in het advies dat er dit jaar meer geld naar de regio gaat, waardoor een aantal gevestigde instellingen misgreep.
Verder gaat er vanuit het Rijk geld naar:
- De Koninklijke Bibliotheek;
- Monumenten;
- (Rijks)musea;
- Overig: zoals Het Nationaal Archief.
Daarnaast besteden gemeentes (afbeelding 2) en provincies (afbeelding 3) geld aan kunst en erfgoed. Zij krijgen geld van het Rijk via het gemeentefonds en het provinciefonds en kunnen zelf bepalen welk deel hiervan wordt besteed aan cultuur.
Bijdrage aan de economie
De creatieve sector zorgt voor werkgelegenheid en dus voor belastingafdracht en geld dat mensen kunnen uitgeven. Omdat de lonen in de sector achterbleven, werd een 'Fair Practice-code' opgericht om sectorbreed afspraken te maken over eerlijke betaling van de makers.
Bartelse: "Vergoedingen waren steeds meer gaan achterlopen. Zzp'ers in deze sector verdienen gemiddeld 35 procent minder dan elders." Met de kabinetsplannen vreest de sector dat dit onder druk komt te staan.
Kunst en cultureel erfgoed droegen in 2022 5,5 miljard euro bij aan het bruto nationaal product, dat is 0,64 procent (exclusief muziekindustrie, film en boeken).
Bezuinigingen
Hoewel cultuur dus niet expliciet wordt genoemd in de regeerplannen, zijn er wel degelijk financiële maatregelen die effect zullen hebben. Afgelopen woensdag stond in een rapport uit de sector zelf dat deze ingrepen voor alle inkomstenbronnen (publiek, privaat, subsidie) gevolgen zullen hebben. Het onderzoek gaat uit van jaarlijks 200 tot 350 miljoen euro minder inkomsten, terwijl de sector "al geen vet op de botten heeft."
Er is ook gekeken naar de btw-verhoging. Die zal niet voor 5 tot 6 procent minder bezoekers leiden, zoals het kabinet heeft becijferd, maar 9 tot 12 procent. Er is volgens de onderzoekers onvoldoende rekening gehouden met eerdere prijsstijgingen van kaartjes door corona, de nasleep van de pandemie, inflatie, loonstijgingen en gestegen energiekosten.
Het ministerie van OCW moet een miljard euro bezuinigen, onduidelijk is nog waar dat gaat gebeuren. De kansspelbelasting gaat omhoog, wat minder geld vanuit loterijen betekent.
Daarbij verwachten gemeenten en provincies in 2026 een begrotingstekort van 1,1 miljard euro, een dieptepunt. Omdat er geen wettelijke plicht is aan cultuurbeleid te doen, vreest de sector dat cultuur aan het kortste eind zal trekken.
Een berucht voorbeeld is Bergen op Zoom, waar coronasteungeld voor cultuur werd besteed aan reorganisatie en salarissen van topambtenaren. Ook wordt het niet indexeren van subsidies door sommigen als bezuiniging bestempeld.
Dinsdag op Prinsjesdag moeten de financiële maatregelen van het kabinet duidelijk worden.
Eerder onderzoek laat de effecten van de btw-verhoging zien: