Franse Naval haalt megadeal onderzeeërs binnen, maar is het ook de beste keus?
Charlotte Klein
redacteur Economie
Charlotte Klein
redacteur Economie
Negen jaar na het besluit van het kabinet-Rutte II dat de Nederlandse onderzeevloot aan vervanging toe is, is vandaag eindelijk de knoop doorgehakt. De Franse Naval Group met de Nederlandse partner IHC heeft de megadeal voor vier nieuwe onderzeeërs binnengesleept, melden bronnen in Den Haag. Het prijskaartje: 4 à 6 miljard euro. Naval/IHC verwacht de eerste boot rond 2034 te kunnen leveren.
Drie Europese partijen hebben meegedongen. Wat voor bedrijf is Naval, en wie waren de andere twee partijen?
Levensduur loopt ten einde
Eerst even de geschiedenis. De Koninklijke Marine heeft nog drie onderzeeërs uit de Walrusklasse: de Zeeleeuw, de Dolfijn en de Bruinvis. De Walrus zelf is vorig jaar uit dienst getreden omdat zijn onderdelen nodig waren voor het onderhoud van de andere drie.
De vier onderzeeërs, gebouwd door de Rotterdamsche Droogdok Maatschappij (RDM), kwamen tussen 1990 en 1994 in gebruik. De oorspronkelijke levensduur was 25 jaar, dus grofweg tot 2014-2019. Omdat de oplevering van de vier nieuwe onderzeeërs nog zeker tien jaar op zich laat wachten, moeten de overgebleven drie onderzeeërs minstens vijftien jaar langer doorvaren.
Dat hoeft geen onoverkomelijk probleem te zijn. "Ze kunnen waarschijnlijk iets langer doorvaren omdat ze door het einde van de Koude Oorlog niet meer zo diep hoefden te duiken", zegt Frederik Mertens, strategisch analist bij HCSS. "Door de enorme druk diep onder water krimpen ze en dijen ze later weer uit. Die leeftijdsgrens maakt wel dat de tijd begint te dringen. Dit gaat dus ook om veiligheid."
Met het opdoeken van RDM in de jaren 90 zijn in Nederland de kennis en vaardigheden voor het bouwen van onderzeeërs verloren gegaan. Mertens: "Een gezonde Nederlandse onderzeebootindustrie is niet mogelijk als we eens in de veertig jaar vier onderzeeërs bouwen. De internationale concurrentie is moordend en de zeer goede maar dure Nederlandse boten vonden moeilijk klanten."
Nederland exporteerde voor het laatst onderzeeboten in het begin van de jaren tachtig. Toen werden twee onderzeeërs in de Zwaardvisklasse aan Taiwan geleverd. Onder druk van China gaf de Nederlandse regering in 1983 geen toestemming voor een vervolgorder.
Naval Group trok alles uit de kast
De Fransen wilden graag deze deal voor hun staatsbedrijf en Nederlandse partner IHC binnenslepen. Toen president Macron afgelopen april op staatsbezoek was, kwam 'toevallig' de ceo van Naval mee. Navals gloednieuwe oorlogsschip FS Normandie ging mee en vuurde op het Amsterdamse IJ 21 saluutschoten af.
Mertens: "Wat Naval gaat maken is een maatwerkboot die gebaseerd is op de nucleaire onderzeeër van de Suffren-klasse. Er zit nog heel wat ontwerpwerk aan vast met het risico op kinderziektes en vertraging en daar hebben we eigenlijk geen tijd voor. De overheid heeft toch voor deze partij - die al langer gold als de favoriet - gekozen. Waarom zal later duidelijk worden."
Naval is volgens Mertens heel goed in het bouwen van oorlogsschepen, maar IHC heeft daar geen ervaring mee, "hoewel het verder een fantastische werf is".
Mertens denkt dat de keus voor Naval/IHC voor de Nederlandse economie de minst gunstige van de drie kan zijn, omdat de deelname van IHC mogelijk gering zal zijn. "Het is nog onduidelijk hoeveel Naval van zijn intellectueel eigendom zal delen. Er zijn twee recente voorbeelden waarbij de samenwerking tussen Naval en zijn partner niet zo soepel verliep."
Saab/Damen viel af
Het Zweedse Saab diende een offerte in samen met de Nederlandse scheepsbouwer Damen. Mertens: "Damen en Saab zijn beide geen onderzeeërbouwers - Damen bouwt fantastische oppervlakteschepen maar heeft de laatste onderzeeboot in 1940 gebouwd." Ook heeft Damen net de order voor de fregatten binnengehaald. Helemaal blanco was Saab niet: Saab had al eerder Kockums gekocht, dat de nieuwe onderzeeërs voor de Zweedse marine bouwt.
Saab/Damen had ingezet op de meerwaarde voor de Nederlandse economie: het wilde de onderzeeërs in Nederland bouwen. Grote vraag was de toekomstbestendigheid: heb je een business case als je eens per veertig jaar vier onderzeeërs bouwt, en eindig je dan niet net als RDM? "Dit zal het kabinet hebben meegewogen bij zijn keuze."
Ook het Duitse ThyssenKrupp Marine Systems (TKMS) wordt het niet
Het Duitse TKMS dong niet mee met een Nederlandse partner, maar had wel toegezegd de onderzeeërs deels in Den Helder te bouwen.
Mertens: "TKMS was interessant omdat het onderzeeërs als warme broodjes produceert. Sinds 1960 hebben ze er al zo'n 170 gebouwd. Omdat ze in Nederland wilden bouwen, bood dat veel kansen voor de Nederlandse maakindustrie, ook omdat ze al onderzeeërs in productie hebben voor de Noren en de Duitsers. Ze zouden daarom makkelijk kunnen opschalen."
Waarom deze keuze?
Wat de doorslaggevende redenen zijn geweest voor de keuze voor Naval is nog onduidelijk. Vrijdag neemt de ministerraad het formele besluit, morgen debatteert de Tweede Kamer erover.