ARFID: een minder bekende eetstoornis, die vooral kinderen treft
Het is een minder bekende eetstoornis dan bijvoorbeeld anorexia of boulimia. Toch kampt naar schatting zo'n 3 procent van de Nederlandse kinderen en 1 procent van de volwassenen ermee: Avoidant/Restrictive Food Intake Disorder (ARFID). Deze stoornis staat dit jaar centraal in de Eating Disorder Awareness Week, die loopt tot morgen.
Bij ARFID hebben mensen een irrationele angst om bepaald voedsel te eten, bijvoorbeeld omdat ze bang zijn om over te geven of te stikken. Of ze vermijden voedsel met een bepaalde textuur. De stoornis is sinds 2013 internationaal erkend, maar nog steeds relatief onbekend, zegt Eric Dumont, hoofd behandeling bij SeysCentra, een expertisecentrum voor kinderen met eetproblemen.
Er is volgens hem nog te weinig kennis bij huisartsen en in de ziekenhuiswereld over ARFID. "Het is een lange weg voordat kinderen bij ons komen."
Emily (10) lijdt aan ARFID en wordt hiervoor behandeld:
Dumont vindt het belangrijk dat de stoornis eerder herkend wordt. Want als kinderen of volwassen hiervoor niet worden behandeld, is de kans groot dat zij problemen houden met eten. "En als je selectief blijft eten, krijg je ook problemen door een tekort aan vitaminen en voedingsstoffen."
Dat ARFID eerder vastgesteld moet worden, vindt ook Sandra Mulkens, bijzonder hoogleraar voedings- en eetstoornissen bij Maastricht University. Sinds haar aanstelling als hoogleraar in 2018 probeert zij de bekendheid van ARFID te vergroten.
"Ikzelf, maar ook collega's bij SeysCentra, collega's op de universiteit en buitenlandse collega's doen er veel onderzoek naar en leiden veel mensen op. En binnen de landelijke ketenaanpak eetstoornissen, die wordt gefinancierd door het ministerie van Volksgezondheid, is het een hot item."
Daarnaast zijn in de afgelopen jaren e-learnings en webinars ontwikkeld die artsen helpen om ARFID te herkennen. Maar de kennis moet nog beter, vindt Mulkens. "Het duurt altijd relatief lang voordat nieuwe inzichten in de praktijk gebruikt worden."
ARFID en autisme
Op dit moment is SeysCentra het enige expertisecentrum in Nederland op het gebied van ARFID. Hier worden kinderen uit het hele land behandeld, en de wachtlijsten zijn lang, zegt Dumont. "In Utrecht loopt de wachttijd op tot twee jaar."
Maar niet iedereen die hier terechtkomt, heeft daadwerkelijk ARFID. Soms heeft een eetstoornis een andere achtergrond, zegt Dumont. "We hebben bij Seys een meetinstrument dat helpt bij de diagnose."
Opvallend is dat kinderen met autisme vaker ARFID hebben dan kinderen zonder autisme. Bij Seys heeft een kwart van de kinderen die een behandeling volgen ook autisme.
Bedreiging wegnemen
Als iemand ARFID blijkt te hebben, wordt er een behandeling opgestart met hulp van diëtisten, kinderartsen, psychologen. De kern van de behandeling is volgens Dumont gedragstherapie. "Het doel is om de bedreiging van voeding weg te nemen."
Daarvoor werken de specialisten met zogenoemde 'eetsessies', maar zij gaan ook in gesprek over de eetproblemen. "We willen onderzoeken waarom iemand er moeite mee heeft."
Afgelopen jaar werden bij Seys 170 kinderen tussen de 2 en 18 jaar behandeld. "Bij 70 procent kan je zeggen dat dat ze ervan af zijn", zegt Dumont. "De overige 30 procent komt er vaak ook, met hulp en ondersteuning van ouders."