Onderzoeksraad: kabinet staarde zich in coronatijd te lang blind op ic-bezetting
Tijdens de coronacrisis hield het kabinet te lang vast aan de gekozen kortetermijnstrategie, die erop was gericht om de ic's open te houden en de gezondheidseffecten op korte termijn aan te pakken. Dat concludeert de Onderzoeksraad voor Veiligheid in het derde en laatste rapport over de crisisaanpak van het kabinet in de periode van januari 2020 tot en met september 2022.
Die aanpak bleef leidend voor de besluitvorming in de hele periode, ook toen de crisis van een acute gezondheidscrisis overging in een langdurige crisis met brede maatschappelijke gevolgen.
Uit het onderzoeksrapport blijkt dat het kabinet de coronacrisis de gehele periode als een gezondheidscrisis behandelde, met de bezetting van de ic-bedden als uitgangspunt. Dat was telkens leidend bij afwegingen om in te grijpen of maatregelen af te schalen. Naarmate de crisis langer duurde ontstonden er ook andere problemen, zoals postcovid, gezondheidsproblemen door uitgestelde zorg en bredere maatschappelijke problemen, maar het kabinet paste de strategie hierop niet aan.
Onderstaande animatie geeft een samenvatting van rapport en de belangrijkste conclusies.
De OVV vindt dat het kabinet op korte termijn maatregelen moet nemen om beter voorbereid te zijn op langdurige crises. Ook adviseert de raad het kabinet om meer inzicht te geven in de dilemma's en keuzes die onder besluiten liggen.
Daardoor kan er in de samenleving meer begrip ontstaan voor hoe het kabinet risico's, waarden en belangen inventariseert en keuzes maakt. Dit is belangrijk, zegt de raad, omdat de medewerking van de samenleving essentieel is bij de aanpak van de crisis.
Verder adviseert de OVV om het bestrijden van de crisis tot een kabinetsbrede verantwoordelijkheid te maken. Nu lag de verantwoordelijkheid bij de minister van VWS, in lijn met de benadering van het kabinet om de crisis aan te pakken als een gezondheidscrisis.
"Toen de crisis zich ontwikkelde tot een brede maatschappelijke crisis was er daardoor niet altijd voldoende ruimte voor gelijkwaardige inbreng van andere partijen, waardoor de langetermijneffecten van de crisis te weinig aandacht kregen", aldus de OVV.
Gegevensuitwisseling duurde lang vanwege privacywetgeving
Informatie is in de crisisbeheersing een essentiële bouwsteen. Maar in de coronacrisis kwam de noodzakelijke data-uitwisseling tussen partijen moeizaam tot stand, met name door verschillende interpretaties van de privacywetgeving. "Zo heeft de discussie over de uitwisseling van data tussen de GGD en het Centraal Bureau voor de Statistiek een half jaar geduurd in het midden van de crisistijd", zegt OVV-voorzitter Chris van Dam.
"Het lijkt erop dat rond het thema privacy in ons land risicomijding leidend is", aldus Van Dam. "Maar discussie over bescherming van de privésfeer mag niet leiden tot verlamming. We zullen hier echt stappen in moeten zetten, iets wat andere landen onder dezelfde regelgeving beter lijkt te lukken."
Ten slotte wordt gepleit voor de professionalisering van het scenario-denken bij een grootschalige, langdurige crisis. Zo kan er onder veranderende omstandigheden adequater gereageerd worden.
Nu stonden de modellen van het RIVM centraal in de besluitvorming en die waren gericht op de epidemiologische ontwikkeling van het virus en de gezondheidseffecten op korte termijn. Naar het oordeel van de OVV is te weinig rekening gehouden met andere scenario's en onzekerheden op de langere termijn en op breder terrein.
Te weinig onderzoek
Dit is het derde rapport over de aanpak van de coronapandemie. In het eerste deelrapport oordeelde de OVV hard over de Nederlandse corona-aanpak tussen maart en september 2020. Volgens de raad was Nederland niet voorbereid op een grootschalige uitbraak van een nieuwe infectieziekte en had het kabinet te weinig oog voor de situatie in verpleeghuizen en de thuiszorg.
De OVV was ook kritisch over de communicatie van het kabinet over de coronacrisis. Die was volgens de raad niet transparant en hield te weinig rekening met de onzekerheden die er waren.
In het tweede rapport, over de periode van september 2020 tot juli 2021, concludeerde de onderzoeksraad dat Nederland laat begon met vaccineren omdat alle voorbereidingen waren gericht op vaccinatie via de huisartsen. Maar het vaccin van Pfizer, dat als eerste beschikbaar was, was daar niet geschikt voor.
Ook deed het kabinet te weinig onderzoek naar de effecten van ingrijpende coronamaatregelen, zoals de mondkapjesplicht en de avondklok, concludeerde de raad.