Scepsis bij zoveelste zoektocht naar het monster van Loch Ness
"Ik heb begrepen dat het nog leuker is als je er heel veel voortreffelijke whisky bij drinkt, want dat bevordert de kans dat je het dier ziet."
Aan het woord is Anne Schulp, paleontoloog van de Universiteit Utrecht en Naturalis. Het onderwerp is de zoveelste zoektocht naar het monster van Loch Ness, waaraan dit weekend meer dan honderd vrijwilligers meedoen.
Gewapend met drones, infraroodcamera's en apparatuur die akoestische signalen opvangt, willen ze definitief bewijzen dat dit monster bestaat, of niet. Op zeventien posities langs het meer zitten ook nog mensen die een notitie maken als ze vreemde bewegingen zien in het water.
Groot beest
De eerste beschrijving van een vreemd wezen bij het meer van Loch Ness dateert uit de twaalfde eeuw. De Engelse geestelijke Walter van Bingham beweerde dat hij bij het oversteken van de rivier de Ness een groot beest had gezien. Uit zijn ogen zou vuur zijn gekomen. Bingham maakte een tekening van een dier dat aan een beer doet denken.
De mythe over een monster in het meer bleef voortbestaan. In 1933 dook een nieuwe versie op. Een Schotse krant schreef dat een echtpaar een "angstwekkend monster" had gezien toen het langs het meer reed. Dat duurde ongeveer een minuut. Het op een walvis lijkende dier veroorzaakte grote golven, "groot genoeg om door een stoomboot veroorzaakt te zijn".
Meteen kwamen er meer mensen die iets vergelijkbaars hadden gezien. Een jaar later drukte de Daily Mail de beroemde foto af van een dinosaurusachtig dier dat met zijn rug, lange nek en kop boven het water uitstak. Twijfels waren er al meteen. In 1994 werd duidelijk dat dit monster van een speelgoedduikboot met een nek en kop van stopverf was gemaakt.
Paleontoloog Schulp zei gisteren in Met het Oog op Morgen dat het dier op deze foto nog het meest op een plesiosaurus lijkt, een zeereptiel met een lange nek uit de dinosaurustijd. "Die zeedieren leefden ook wel in brak water aan de kust. Voor zover wij weten zijn ze al heel lang uitgestorven, aan het einde van het dinotijdperk. De laatste 66 miljoen jaar heeft niemand ze meer gezien."
Duidelijk is dat hij er niet op rekent dat het monster ooit gevonden wordt. "Iedereen heeft het over het monster van Loch Ness alsof er maar één in het meer zit. Wil je een beetje gezonde populatie op peil houden, dan heb je toch een heleboel monsters van Loch Ness nodig die ook zo nu en dan weer voor nieuwe monstertjes van Loch Ness zorgen. Anders houdt het op een zeker moment op."
Crypto-zoölogie
Schulp beschouwt zogenaamde wetenschappelijke publicaties over dit soort monsters als "het rafelrandje van de crypto-zoölogie". "Dat is het menu waarop de Yeti staat en de Bigfoot en draken en een achtergebleven dinosaurus in een meer in Republiek Congo."
Wat ze gemeen hebben is dat publicaties erover gepaard gaan met wazige pootafdrukken en slechte foto's. "Dat is wel wonderlijk. Zodra het om die mysterieuze beesten gaat, worden die foto's ineens heel vaag."
Maar of het monster wel of niet bestaat, is ook eigenlijk niet zo belangrijk, vindt Schulp. "Het geeft wel wat couleur locale en heel veel mensen vinden het leuk. Het is het leukst als het een beetje een mysterie blijft."