Hoorn speelde hoofdrol in slavernijverleden, 'onlosmakelijk verbonden met J.P. Coen'
Het stadsbestuur van Hoorn speelde in de zeventiende en achttiende eeuw een hoofdrol in het slavernijverleden, zo blijkt uit een onderzoek dat de gemeente heeft laten doen naar haar slavernijverleden. "Als een van de weinige steden die vertegenwoordigd waren in de VOC en WIC, was Hoorn sterk bij het Nederlandse systeem van slavernij betrokken", aldus de onderzoekers.
Uit het onderzoeksrapport blijkt dat het merendeel van de stadsbestuurders van Hoorn tegelijkertijd een functie bekleedde als bewindhebbers bij de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en de West-Indische Compagnie (WIC), de twee handelscompagnieën die naar schatting anderhalf miljoen mensen vervoerden en tot slaaf maakten. "Lidmaatschap van het stadsbestuur was in de praktijk zelfs een vereiste om tot bewindhebber gekozen te worden", schrijven de onderzoekers.
Volgens de onderzoekers waren de Hoornse bewindhebbers verantwoordelijk voor het in de vaart brengen en uitrusten van compagnieschepen. "Daarmee werden duizenden tot slaaf gemaakten onder Hoornse vlag verscheept en verhandeld."
Ook de inwoners van Hoorn hadden een aandeel in het slavernijverleden. "Als zeeman, soldaat, ambachtsman, ambtenaar of bestuurder waren vele Horinezen betrokken", schrijven de onderzoekers.
Meer verhandelde slaven dan inwoners
In Hoorn werden ook producten gemaakt voor slavenreizen en het in stand houden van de slavernij in de kolonies, zoals schepen en voedsel. Vanuit de stad zijn 17.000 tot slaaf gemaakte Afrikanen verhandeld door de WIC. "Ter vergelijking: Hoorn zelf telde begin zeventiende eeuw rond 14.000 inwoners en eind achttiende eeuw nog ruim 9500 inwoners", aldus de onderzoekers.
Over het aandeel in de slavenhandel bij de VOC vallen geen exacte aantallen te geven. "Maar de slavernijgeschiedenis van de VOC en Hoorn zijn in ieder geval onlosmakelijk verbonden met de Hoornse gouverneur-generaal Jan Pieterszoon Coen", schrijven de onderzoekers. Een standbeeld van hem staat in het centrum van de stad.
Coen veroverde begin zeventiende eeuw namens de VOC het huidige Jakarta, en organiseerde op het eiland Banda een bloedige strafexpeditie omdat er nootmuskaat aan de Portugezen en Britten was verkocht.
Die specerij kwam destijds alleen op Banda voor en was veel geld waard. Een groot deel van de bevolking van het eiland werd gedood, gedeporteerd of tot slaaf gemaakt. "Daarmee stond hij aan de basis van de eeuwenlange slavenhandel en slavernij in de Nederlandse kolonies in Azië", aldus de onderzoekers.
'Onderzoek eerst laten bezinken'
Het is nog niet duidelijk wat de gemeente met de uitkomsten van het rapport gaat doen. De eerder gevraagde excuses door verschillende groeperingen kwamen er vandaag niet. En of die er nog komen is ook onduidelijk, zo liet burgemeester Jan Nieuwenburg aan NH Nieuws weten.
"We moeten dit eerst laten bezinken en er met elkaar het gesprek over voeren. Maar het is indrukwekkend wat er nu op papier staat. Dat komt enorm binnen. Wat bij mij overheerst is verdriet over wat er heeft plaatsgevonden", zegt hij.
Ook over de toekomst van het standbeeld van J.P. Coen moet volgens de burgemeester verder gesproken worden. Het beeld van het VOC-kopstuk in het centrum van Hoorn leidt al tijden tot felle discussies. Tegenstanders willen het weg hebben, onder meer omdat hij duizenden doden op zijn geweten heeft op de Banda-eilanden. Daartegenover staan mensen die stellen dat het standbeeld juist een bijdrage kan leveren aan de discussie over slavernij en racisme. Andere voorstanders zeggen op te komen voor de Nederlandse cultuur.
In september worden er gesprekken gevoerd met belangengroepen van nazaten en andere belangstellenden. Ook wordt het rapport dan in de gemeenteraad besproken. Daarna kijkt het college naar mogelijke vervolgstappen.