Rotterdamse haven maakt wereldwijd jacht op waterstof
Rob Koster
Economieverslaggever
Rob Koster
Economieverslaggever
De huidige gascrisis en de afhankelijkheid van Russische energie vergroten de druk op de ontwikkeling van waterstof. Op korte termijn worden in Rotterdam definitieve investeringsbesluiten verwacht voor de bouw van waterstoffabrieken en de aanleg van pijpleidingen. De grootste haven van Europa wil een voortrekkersrol vervullen in de Europese waterstofeconomie en daarom op grote schaal waterstof importeren.
Waterstof wordt het nieuwe 'duurzame' gas als het aan de Europese Commissie en het Nederlandse kabinet ligt. Maar waterstof is alleen 'groen' als het gemaakt wordt van duurzaam opgewekte elektriciteit. Omdat daar voorlopig in Nederland nog een tekort aan is, maakt het Rotterdamse havenbedrijf wereldwijd jacht op duurzame waterstof.
"Er is om verschillende redenen veel druk," zegt Nico van Dooren, verantwoordelijk voor de energietransitie bij het Rotterdamse havenbedrijf. "Een daarvan is dat we versneld onafhankelijkheid van Rusland willen bereiken. Een andere is het klimaat." De Europese Commissie heeft de ambities voor de import van waterstof in 2030 bijna verviervoudigd van 5,6 naar 20 megaton. "Dus dat geeft veel druk, het moet lukken", zegt Van Dooren.
Het laatste stukje braakliggende grond op de Tweede Maasvlakte is gereserveerd voor maar liefst vijf waterstoffabrieken. Deze zogenoemde electrolysers maken waterstof van elektriciteit en water. Naast de fabrieken komt de kabel van netbeheerder Tennet aan land die de elektriciteit gaat aanvoeren van de nieuwe windparken op de Noordzee. Een deel van die elektriciteit moet omgezet worden in waterstof. Onder meer Shell, BP, Uniper en Air Liquide hebben aangekondigd dat ze de fabrieken willen bouwen.
Waterstof moet chemische bedrijven in het havengebied een alternatief geven voor aardgas. Omdat er bij de productie van waterstof ook energie verloren gaat, is overschakelen op elektriciteit efficiënter, maar bedrijven die bij hun productie bijvoorbeeld hoge temperaturen nodig hebben, kunnen daar geen elektriciteit voor gebruiken. Zij kunnen wel overschakelen op groene waterstof. Veel chemische bedrijven gebruiken nu ook al waterstof, maar die is dan meestal gemaakt uit aardgas.
Behalve voor de industrie wordt waterstof ook gebruikt voor zwaar transport. Er zijn al bussen, vrachtwagens, treinen en schepen die op waterstof rijden of varen. Vandaag kondigde een groep Nederlandse bedrijven aan te gaan werken aan waterstofvliegtuigen.
Rotterdam wil niet alleen waterstof produceren voor de eigen industrie, maar ook het logistieke hart vormen van de Europese waterstof-economie. De haven heeft vergevorderde plannen om in samenwerking met Shell, de Duitse staalgigant Thyssenkrup en de Duitse energiereus RWE waterstof naar Duitsland te transporteren. Met behulp van Europese, Nederlandse en Duitse overheidssteun moeten ook de industriecomplexen van Moerdijk en Chemelot in Geleen hierop worden aangesloten.
Ondanks de aangekondigde versnelling van de bouw van windmolenparken op de Noordzee, duurt het nog even voor Nederland een overschot aan duurzaam opgewekte elektriciteit heeft waarmee op grote schaal waterstof kan worden gemaakt. Rotterdam onderhandelt daarom met landen waar meer duurzame energie beschikbaar is dan die landen zelf kunnen verwerken. Duurzame elektriciteit uit zon, wind of waterkracht wordt dan ter plekke omgezet in waterstof en met tankers naar Rotterdam gebracht.
Nico van Dooren leidt de wereldwijde jacht op waterstof. Het brengt hem naar onuitputtelijke bronnen van waterkracht op IJsland en in Noorwegen, maar in de meeste landen gaat het om grootschalige windparken en enorme velden met zonnepanelen, van Chili tot Saudi-Arabië, van Canada tot Australië en van Texas tot Marokko. Maar ook dichter bij huis ziet het havenbedrijf mogelijkheden.
Nico van Dooren van het Havenbedrijf Rotterdam was in het zuiden van Spanje op zoek naar duurzame waterstof:
De eerste tankers met waterstof moeten in 2025 de haven van Rotterdam binnenvaren. In 2030 wil Rotterdam 4 megaton aan waterstof importeren en 0,6 megaton lokaal produceren.
Ondanks de miljarden die in Europa liggen te wachten voor de ontwikkeling van waterstofprojecten is er een kip-ei probleem bij dit onderdeel van de energietransitie: de industrie gaat pas over als er genoeg waterstof beschikbaar is en energiebedrijven gaan dat pas leveren als er genoeg vraag is.
Rotterdam probeert met de import van waterstof het kip-ei probleem te doorbreken en de aanvoer te garanderen. Het kabinet overweegt aan de andere kant de afname te garanderen door de industrie te verplichten vanaf 2026 een bepaald percentage waterstof af te nemen.