Spaarders kunnen nog niet rekenen op meer rente, blijft dat zo?
Na jarenlange dalingen is de hypotheekrente de afgelopen weken gestegen. Tegelijkertijd beweegt de spaarrente niet en is die nog steeds historisch laag. De drie grote banken wijzen naar de Europese Centrale Bank bij de vraag hoe dat kan.
Bij ABN Amro en ING is de spaarrente nu nul procent, bij Rabobank een verwaarloosbare 0,01 procent. En bij alle drie betaal je nog altijd voor bedragen boven een ton, want dan is de rente negatief: -0,5 procent. Samen hebben deze drie banken het grootste deel van de spaarmarkt in handen.
ABN Amro heeft een korte verklaring voor de nullijn: "De spaarrente heeft een korte rentelooptijd en is sterker aan de officiële rentetarieven van de Europese Centrale Bank gerelateerd dan de rente op staatsobligaties en de hypotheekrente, die vaak een langere looptijd hebben." Wanneer de spaarrente dan zou kunnen gaan stijgen? "Als de rentetarieven van de ECB omhoog gaan", was het antwoord.
Voor spaargeld is namelijk vooral de zogeheten depositorente van de Europese Centrale Bank belangrijk. Die krijgen commerciële banken voor geld dat ze bij de ECB stallen, en dat gebeurt veelvuldig met het spaargeld dat ze beheren.
'We betalen nog steeds rente'
Een ING-woordvoerder vertelt hoe dat werkt: "Banken verdienen geld aan het omzetten van meteen opvraagbaar spaargeld naar leningen met een langere looptijd, waarvoor rentes doorgaans hoger zijn."
"Ons uitgangspunt is dat we zorgvuldig met geld van spaarders omgaan. We verstrekken leningen aan overheden, consumenten en bedrijven. Maar we kunnen niet alles uitlenen: om te zorgen dat klanten hun spaargeld altijd kunnen opnemen, houden we een deel direct beschikbaar. Zo zetten we een deel op een rekening bij de ECB. Over een groot deel van het geld bij de ECB betalen we een negatieve rente."
'Weinig ruimte voor verhoging'
Dat is ook de uitleg van de Rabobank: "De meeste spaarrekeningen hebben een variabele rente waarbij je op ieder moment geld kunt storten en ook weer kunt opnemen. De variabele rente is vooral afhankelijk van ECB-beleid, die een tarief hanteren van -0,50 procent en dat voorlopig handhaven. Zolang dit laag blijft, is er voor banken weinig ruimte voor verhoging van rente voor dagelijks opvraagbare spaarrekeningen."
In 2012 ging die depositorente van de ECB naar 0 procent en sinds 2019 staat die op -0,5 procent. De verwachting is dat de ECB om de hoge inflatie te beteugelen de rente weer gaat verhogen, maar wanneer en met hoeveel is nog de vraag.
Wanneer positief?
Onlangs zette ECB-president Christine Lagarde de deur op een kier voor een verhoging later dit jaar. Maar veel economen die het ECB-beleid volgen verwachten dat het om een kleine verhoging gaat en dat de rente eind dit jaar nog altijd negatief is: -0,25 procent.
Banken moeten dan nog steeds betalen om spaargeld bij de ECB te stallen. Andere centrale banken zijn minder langzaam met renteverhogingen dan de ECB. De Bank of England verhoogde in december al de rente en de Amerikaanse centrale bank, de FED, verwacht dat in maart te doen.
Het snel minder waard worden van spaargeld is juist een van de redenen waarom de ECB als taak heeft prijsstabiliteit te handhaven.
Het ECB-beleid om de rente in de huidige omstandigheden en met de huidige vooruitzichten nog langer zo laag te houden is lankmoedig, om niet te zeggen roekeloos, vindt Lex Hoogduin, hoogleraar economie aan de Rijksuniversiteit Groningen en voormalig directeur bij De Nederlandsche Bank.
De rente zou volgens hem omhoog moeten om de inflatie op de middellange termijn te beteugelen en prijsstabiliteit te herstellen. "De ECB-rente zou nu al rond 2 procent moeten zijn. Zelfs als de inflatie de komende tijd terugloopt, zoals de ECB verwacht, is het nodig om de rente naar dat niveau te brengen. Spaarders hebben nu te kampen met een zeer lage of zelfs negatieve rente en daar komt die hoge inflatie nog eens overheen. Het snel minder waard worden van spaargeld is juist een van de redenen waarom de ECB als taak heeft prijsstabiliteit te handhaven."
Noord en Zuid
De ECB is voorzichtig met renteverhogingen vanwege onder meer het verschil tussen Noord- en Zuid-Europa. Het tempo waarin landen herstellen van de coronacrisis verschilt. Tegelijkertijd zijn de staatsschulden van Zuid-Europese landen enorm opgelopen in die periode, en zou een renteverhoging de zuidelijke landen extra pijn doen. Want rentes op staatsobligaties kunnen dan verder stijgen en dan zijn landen meer geld kwijt aan rentebetalingen.