'Rapport dekolonisatie grote stap, maar leidt niet direct tot rechtszaken'
"Diepe excuses" bood premier Rutte vandaag aan voor het structurele geweld van Nederlandse militairen in toenmalig Nederlands-Indië. Dat Rutte de woorden 'structureel geweld' in de mond neemt, ziet hoogleraar rechtsfilosofie Wouter Veraart als een "enorme stap" die is bereikt door het rapport over het geweld in de voormalige kolonie dat vandaag werd gepresenteerd.
"Dit rapport laat in ieder geval zien dat we het woord 'excessen' niet meer kunnen gebruiken en dat we moeten spreken over extreem en structureel geweld." Maar de conclusie van het rapport heeft weinig gevolgen voor eventuele rechtszaken, denkt mensenrechtenadvocaat Liesbeth Zegveld.
Zegveld stond jarenlang weduwen en kinderen bij van Indonesiërs die in de onafhankelijkheidsoorlog tussen 1945 en 1949 werden geëxecuteerd. Ook vertegenwoordigde zij oud-militairen die in de jaren 40 weigerden om naar het toenmalige Nederlands-Indië te gaan om daar te vechten.
Bekijk hier hoe Rutte spreekt over het structurele geweld:
Zegveld ziet het rapport als een nieuwe erkenning van de Nederlandse gewelddadigheden in het koloniale verleden. "Maar de rechtelijke macht had in tal van uitspraken al de conclusies getrokken die in dit rapport staan", stelt zij. In de zaak waarbij zij twee dienstweigeraars bijstond, besloot de Hoge Raad dat hun straf bleef staan en werd de zaak terugverwezen naar de politiek.
Aan die zaken kan het rapport wel iets bijdragen, denkt zij. "Op basis van dit rapport kan de regering eerherstel bieden." Hoewel veel van hen al zijn overleden, kan dat aan de nabestaanden troost bieden, denkt Zegveld. "Ook op hun kinderen heeft dit enorme impact gehad. Hun vaders moesten de gevangenis in en hadden geen baan meer."
Premier Rutte liet in zijn eerste reactie op het rapport weten hier niet in mee te gaan. Hij verwees naar de eerdere uitspraak van de Hoge Raad en stelde dat zij "niet vallen onder de excuses aan veteranen die in Nederlands-Indië hebben gediend".
'Misdrijven tegen de menselijkheid'
Wat de verdere gevolgen zijn van het rapport, vindt rechtsfilosoof Veraart lastig te bepalen. "We moeten dit eerst maar eens op ons in laten werken." Wel ziet hij het als een mogelijke volgende stap dat de regering ook woorden gebruikt die een juridisch-ethische betekenis hebben.
"Het is interessant hoe de regering dit nu verder gaat kwalificeren. Blijven ze weg bij de woorden oorlogsmisdrijven of misdrijven tegen menselijkheid? Bij ons slavernijverleden geven burgemeesters wel al deze kwalificatie. Ik ben wel benieuwd of de regering een begrip als misdrijven tegen menselijkheid in de mond durft te nemen."
Tot veel extra rechtszaken zal dat niet leiden, denkt hij. "Maar ook al kan je daders niet bestraffen, het geeft toch erkenning aan het onrecht dat heeft plaatsgevonden. Ik kan mij voorstellen dat het een volgende stap is, die nodig is voor de verwerking."
Tijdens de dekolonisatie van Indonesië was sprake van "een waaier van vormen aan extreem geweld", zegt historicus en onderzoeker Rémy Limpach bij de presentatie van het rapport:
Zegveld denkt ondanks de beperkte juridische implicaties van het rapport dat "de regering wel stappen kan zetten". Zij hekelt de volgens haar "passieve houding die de regering heeft aangenomen, op excuses aanbieden na en regelingen voor slachtoffers". Ze zou graag zien dat de vergoedingen die kunnen worden aangesproken door Indonesiërs makkelijker beschikbaar worden, ook als ze niet in Nederland wonen.
Ook zou ze graag zien dat, naast eerherstel voor de slachtoffers, de regering ook de boodschap uitdraagt dat het laten verjaren van oorlogsmisdrijven uit die tijd fout is geweest.
De Tweede Kamer nam in 1971 een wet aan die verjaring in het geval van oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid ophief. Daarbij werd door het parlement echter een uitzondering gemaakt voor Nederlandse militairen tussen 1945 en 1950, waardoor misdragingen in de oorlog in Indonesië buiten schot bleven.