Kunstrijden is 'Sjoukje en Joan', maar Lidy Stoppelman was in 1952 de eerste
Met haar moeder meldde Lidy Stoppelman zich begin februari 1952 na een lange treinreis in Oslo. Negentien jaar oud, een flinke bos rode krullen en lange benen.
In de Noorse hoofdstad was ze de eerste Nederlandse die als kunstschaatsster aan de Olympische Winterspelen deelnam. In Nederland stelde de elegante schaatsdiscipline op dat moment nog weinig voor, maar Stoppelman had bij internationale wedstrijden bewezen voldoende niveau te hebben om op het wereldtoneel van de sport aan te treden.
Dinsdag doet er voor het eerst sinds 1976 met Lindsay van Zundert weer een Nederlandse kunstrijdster mee aan de Winterspelen. Ze is pas de vijfde. Dianne de Leeuw was de laatste, met zilver in Innsbruck. Daarvoor Sjoukje Dijkstra en Joan Haanappel, die begin jaren zestig Nederland enorm veel aanzien gaven in het kunstschaatsen. Maar daarvoor zat toch echt Lidy Stoppelman, na veel omzwervingen terug in Nederland.
"Als je het in Nederland over kunstschaatsen hebt, wordt er altijd over Sjoukje en Joan gesproken, die heel succesvol waren", zegt Stoppelman. "Ze waren nog heel jong toen ik ermee ophield. Ik heb het kunstschaatsen destijds wel een beetje op de kaart gezet met mijn olympische deelname. Ik maakte de weg vrij voor die twee."
Dijkstra, in 1964 olympisch kampioene, en Haanappel debuteerden in 1956 in Cortina d'Ampezzo, waar ze respectievelijk als twaalfde en dertiende eindigden.
Stoppelman, geboren in 1933, maakte de oorlog in Amsterdam bewust mee. Haar joodse vader, in eerste instantie stoffenhandelaar op de Nieuwmarkt en na de oorlog eigenaar van een stoffenzaak, zat een tijd ondergedoken, maar overleefde de hel.
Op haar vierde kreeg ze van haar ouders haar eerste schaatsjes en stond ze in de winter op het ijs van de Kromme Waal. Ze meldde zich later in de Apollohal waar ze, tot de Nationale Jeugdstorm en Hitlerjugend opdoken, urenlang op het ijs oefende.
Alles gefilmd
Talent had ze, haar vader stimuleerde haar dat verder te ontwikkelen. "Hij was helemaal gek van kunstschaatsen en ging mee naar alle wedstrijden. Filmde echt alles. Dat was in die tijd, kort na de Tweede Oorlog, best bijzonder", haalt ze op uit haar geheugen, waar ondanks haar 88 jaar nog niks mis mee is.
In Zandvoort beschikt ze nog over tientallen oude filmpjes, opgeslagen in dozen. Alleen in Oslo was haar vader er niet bij. Het was een lange trip en haar vader had de stoffenzaak in Amsterdam. Haar moeder, die al haar schaatsjurkjes in elkaar zette, ging dit keer noodgedwongen mee.
Schaatser Wim van der Voort was bij de openingsceremonie op 15 februari de Nederlandse vlaggendrager. Stoppelman liep mee met de kleine Nederlandse delegatie, die naast zeven schaatsers bestond uit de jonge kunstrijdster en drie skiërs.
Skiester met weinig succes
In de ski-ploeg zat nog een vrouw, de volledig onbekende Margriet Prajoux-Bouma. Die presteerde het om op reuzenslalom als laatste te finishen, op anderhalve minuut van de winnares.
In de media was de kritiek niet mals. Zelfs het Nederlands Olympisch Comité liet duidelijk blijken haar optreden helemaal niets te vinden.
Stoppelman herinnert zich haar eigen wedstrijd in het fameuze Bislett Stadion nog goed. Het was een avondwedstrijd en het publiek zat in de kou op grote afstand.
"Ik zag het publiek niet, alleen de juryleden die destijds gewoon naast je op het ijs stonden. Ik vond de verplichte figuren niets. Ik hield van de vrije kür. Ik was elegant, had lange benen. Iedereen was bij het inrijden bang voor me, maar ik was een zenuwpees in de wedstrijd."
Diploma
Stoppelman eindigde als 22ste in Oslo. Ze kreeg een prachtig diploma mee.
"Ik voelde me erg alleen. Ik was echt blij dat mijn moeder mee was. Klaas Schenk leidde de Nederlandse delegatie, maar hij keek niet naar me om. Hij had niets met vrouwen. Ik wilde graag gebruikmaken van de masseur van de Nederlandse ploeg, maar hij vond dat niet nodig. Uiteindelijk was de masseur van de Zweedse ploeg zo vriendelijk mij te helpen. Schenk interesseerde zich alleen voor de langebaanschaatsers. Allemaal mannen."
Ze deed veel aan ballet en koos zelf haar muziek uit, opera's. "Ik schaatste heel stijlvol, was gracieus op het ijs."
In haar woning in Zandvoort haalt ze twee grote kartonnen dozen uit haar slaapkamer. Ze zitten vol met foto's, krantenartikelen en aandenkens van haar loopbaan, prachtig gedocumenteerd. "Dat heb ik niet zelf gedaan. Een klant van de stoffenzaak heeft dat in al die jaren voor ons gedaan." Het ziet er zeventig jaar na dato nog steeds perfect uit.
In haar woonkamer herinnert veel aan haar loopbaan als kunstschaatsster: foto's en groot schilderij sieren de muren. Ze was de beste Nederlandse begin jaren vijftig. Drie keer nationaal kampioen, uitgezonden naar Europese - en wereldkampioenschappen; geen medailles, maar ze deed niet als programmavulling mee.
In een koffer heeft ze nog veel grammofoonplaten bewaard, die ze bij haar küren gebruikte. Twee schriftjes in perfecte staat staan vol tekeningen en de aantekeningen van al haar küren, keurig op datum. Bij de Spelen schaatste ze op 'La forza del destino' (de kracht van het noodlot, red.) van Giuseppe Verdi. Ze kan de muziek nog steeds dromen.
Stoppelman en haar ouders namen de sport uiterst serieus. Ze vertrok als jong meisje om op de vermaarde indoor-ijsbaan van Twickenham, The Richmond Ice Rink, maandenlang te trainen onder de beste trainers van dat moment: Arnold en Jacques Gerschwiler.
Die Zwitsers begeleidden in Engeland ook Jeannette Altwegg, die in Oslo de olympische titel veroverde. "Mijn vader rekende precies uit hoeveel geld ik mee moest hebben om daar drie maanden te trainen: duizend gulden. In de zoom van mijn jas genaaid, want je mocht geen deviezen meenemen in die tijd."
Davos
In januari trainde Stoppelman in die jaren ook altijd twee weken in Davos, de plaats waar ze geregeld demonstraties gaf en later ook ging lesgeven.
In de Zwitserse berglucht had ze de tijd van haar leven. Ze liet later een goed contract om les te gaan geven in Den Haag op het laatste moment schieten om zich in Davos te vestigen. "Daar waren ze destijds in Den Haag helemaal niet blij mee."
Na drie nationale titels (waarmee ze een zilveren schaats van gesmolten kwartjes en dubbeltjes verdiende) en olympische deelname stopte ze al op 23-jarige leeftijd. Ze trouwde met een Engelsman, die ze acht jaar later weer verliet.
"Ik wist als meisje niets. Mannen kregen geen kans om naar me om te kijken. Mijn vader joeg ze allemaal weg. Dat heb ik later dubbel en dwars ingehaald"', zegt ze met een ondeugende twinkeling in haar ogen.