Vergroening helpt de vergrijsde Spaanse dorpen nauwelijks
Rop Zoutberg
correspondent Spanje
Rop Zoutberg
correspondent Spanje
De wind blaast over het droge land van het natuurgebied bij Valdivielso, waar schaapherder Leandro Valle zijn dieren uit de stal loslaat. In golven komen de schapen naar buiten gestormd, terwijl Valle naar de heuvelrug wijst. Er draait een rij windmolens, volop in bedrijf. Ze worden binnenkort vervangen, legt Valle uit. Er komt het dubbele aantal molens te staan en die worden ook nog eens twee keer zo hoog.
Als een moderne Don Quichot voert Valle al twintig jaar strijd tegen de molens, die volgens hem zonder al te veel overleg in het gebied worden neergezet. "De dorpelingen worden door de elektriciteitsbedrijven als achterlijke analfabeten behandeld", bromt hij. "Het is een complete minachting van de bewoners. We zijn niet tegen vergroening, en de eersten die zullen roepen dat de aarde moet worden gered. Maar we zijn er wel op tegen hóe het gebeurt."
De cijfers in een recent rapport van de Spaanse overheid zijn duizelingwekkend. Rond 2030 moet ruim 40 procent van de elektriciteitsbehoefte in het land duurzaam worden opgewekt. Tegen dat jaar wordt ruim 50.000 MW door windmolens en 39.000 MW door zonnecollectoren geproduceerd. (Ter vergelijking: het vermogen van de enige Nederlandse kerncentrale is nog geen 500 MW).
De Spaanse plannen betekenen bijna een verdubbeling van de bestaande groene installaties. Ze betekenen ook veel geld. De investeringen in de nieuwe zonne- en windparken zijn begroot op 91 miljard euro.
De komst van de energieparken leken een kans voor vergrijsde dorpen en steden om behalve geld ook nieuwe bedrijvigheid en inwoners te trekken, maar daarvan komt nog niet veel terecht. Deze eeuw liep de bevolking van de 'lege' deelstaten nog verder terug. Zo kromp de noordelijke regio Asturias met 27 procent en het nabijgelegen Galicië met 17 procent. Castilië en León, dat vandaag een nieuw bestuur kiest, verloor door vergrijzing een vijfde van zijn bevolking. Het is een gigantisch gebied, twee keer zo groot als Nederland.
Daarna gaat iedere vergelijking mank, want zo dichtbevolkt als Nederland is, zo dunbevolkt is Castilië en León: 25 inwoners per vierkante kilometer.
"Met de komst van wind- en zonneboerderijen zou de bevolking weer groeien, is steeds gezegd. Maar dat is niet waar, het omgekeerde gebeurde. De installaties worden neergezet door energiebedrijven die weer vertrekken en hun molens en zonnepanelen op een afstandje vanuit hun kantoren bedienen. Er is niet over nagedacht hoe je de komst van groene energie kan gebruiken om werk in de dorpen te creëren", bromt schaapherder Leandro.
Een Nederlandse hotelhoudster in het gebied vreest ook dat het landschap vol draaiende molens voor bezoekers die rust zoeken niet echt aantrekkelijk is. "Het helpt het toerisme in ieder geval niet", zegt ze. "Juist in een land dat enorm investeert in toerisme is de de logica van dit beleid ver te zoeken."
Toch zijn volgens anderen de windturbines de enige manier om de verstilde dorpen van ondergang te redden. In het plaatsje Radona kon onlangs een sportterrein worden aangelegd door de huur die energiebedrijven voor hun grond betalen.
"Dankzij die windmolens kunnen we die uitgaven doen. Alle dorpen in dit gebied gaan langzaam dood en dit is echt de enige manier om te overleven", vertelt Jorge Regaño, de burgemeester, terwijl hij tevreden het glimmende nieuwe basketbalveld laat zien.
Er was maar weinig verzet onder de inwoners tegen de komst van molens, zegt hij. "Iedereen zag wel in dat het dorp er profijt van zou hebben." Maar veel wordt er nog niet gebasketbald in Radona. In het dorp wonen maar zeventien mensen, en daarvan zijn de meesten de 65 jaar allang voorbij.