Nederlandse corso's op Unesco-lijst met immaterieel erfgoed
De dertig Nederlandse corso's staan vanaf vandaag op de internationale Representatieve Lijst van het Immaterieel Cultureel Erfgoed van de Mensheid. Dat heeft de Unesco in Parijs vanochtend bekendgemaakt.
Het gaat niet alleen om bloemencorso's. Er zijn dahliacorso's, allegorische optochten met bloemen, maar ook een fruitcorso (in Tiel), er zijn bloemendagen met mozaïeken en er is een papiercorso. De grootste corso's ter wereld rijden in Nederland, maar er zijn ook hele kleintjes. Sommige rijden niet, maar varen.
Paul Bastiaansen van de Corsokoepel is blij met de erkenning. "Er valt heel wat van je af, we hebben er zo lang naar toegewerkt", zegt hij. "Het is een erkenning van de Nederlandse corsocultuur. Een onderstreping dat die corso's belangrijke tradities zijn, maar ook dat je als gemeenten die traditie moet koesteren. Want, dat zegt Unesco ook: het brengt mensen bij elkaar."
Bollenstreek en Zundert
Het bekendst is het bloemencorso in de Bollenstreek. Als er geen corona is, rijdt op de eerste zaterdag na 19 april een lange tocht van praalwagens die zijn versierd met hyacinten, tulpen en andere bloemen van Noordwijk naar Haarlem. Langs de route staan soms meer dan een miljoen mensen. De route voert langs de Keukenhof in Lisse, waarvan de opening dit jaar op 24 maart gepland staat.
Het corso van Zundert zegt het grootste corso ter wereld te zijn. In het Brabantse dorp strijden twintig buurtschappen elk jaar met elkaar om wie de mooiste wagen heft gebouwd.
De traditie van de corso's ontstond begin vorige eeuw toen boeren met versierde wagens door het dorp of naar de stad reden. In Giethoorn gingen kinderen in het begin van de twintigste eeuw op de eerste schooldag met verlichte en versierde boten naar school.
Levend erfgoed
En nu staan die corso's dus op de lijst van immaterieel erfgoed. Die lijst moet je niet verwarren met de werelderfgoedlijst: want daarop staat materieel erfgoed, zegt Claudia Lassche bij RTV Oost. Lassche is secretaris van de Corsokoepel en penningmeester van het corso in het Overijsselse Vollenhove.
"Bij materieel erfgoed kun je er een stolp overheen zetten, om het voor de toekomst te behouden. Denk aan een kunstwerk." Maar dat kan bij immaterieel erfgoed juist niet, benadrukt ze. "Het is levend erfgoed en moet met de tijd meegaan, om jongere generaties te blijven aanspreken."
Door de jaren heen zijn de corso's behoorlijk veranderd. "De basis blijft een traditie van wagenbouwen die van generatie op generatie wordt overgedragen", aldus Lassche. "Maar wagens worden groter, er komt ingewikkelde beweging, er is een groeiende rol voor de jeugd."
De afgelopen twee jaar kwam daar de coronapandemie bij. Een aantal corso's ging niet door. In Vollenhove werd 'op safe' gespeeld. In plaats van een optocht met tienduizenden mensen langs de weg, mochten 9,5 duizend bezoekers naar een afgesloten terrein komen om kunstwerken van bloemen te komen bekijken. In het naastgelegen Sint Jansklooster werd een fietsroute langs stilstaande objecten op poten gezet. Egbert Lassche van de organisatie: "Van bezoekers kregen we complimenten. Natuurlijk hopen we komend jaar wel weer op een optocht."
Ook Paul Bastiaansen van de Corsokoepel hoopt dat. "De afgelopen twee jaar konden corso's niet of slechts in aangepaste vorm plaatsvinden. Dat is jammer, al zie je dat de creativiteit van de corsogemeenschap tot leuke vondsten leidt. In Lichtenvoorde kon je langs stilstaande beelden lopen, waarbij gebruik werd gemaakt van de omgeving. Zo zijn er meer voorbeelden, maar per saldo, eerlijk is eerlijk, hoop ik dat er volgend jaar weer iets meer mogelijk is. Want een corso bouwen doe je toch samen."
De traditie van corso's gaat al jaren terug, zoals ook te zien is op deze beelden uit 1948: