Deze zinderende Formule 1-ontknopingen gingen Verstappen voor
Het wordt zondag hoe dan ook op-het-puntje-van-je-stoel-werk, als om 14.00 uur de lichten op het Yas Marina Circuit in Abu Dhabi uitgaan en de laatste Formule 1-race van het seizoen zijn beslag krijgt.
Met Max Verstappen en titelhouder Lewis Hamilton op gelijke hoogte in de WK-stand is de spanning om te snijden.
1974: geen feeststemming bij Fittipaldi
Zo'n apotheose is niet uniek, al is het maar één keer eerder voorgekomen dat twee leiders met evenveel punten aan de slotrace begonnen. In 1974 deelden Emerson Fittipaldi en Clay Regazzoni de koppositie toen ze aan de start van de Grand Prix van de Verenigde Staten stonden. Met een achterstand van zeven punten - voor de winnaar van de race lagen destijds negen punten klaar - mocht ook Jody Scheckter nog illusies koesteren.
Een enerverend gevecht bleef echter uit. Regazzoni kreeg te kampen met technische malheur die hem ver terugwierp. En toen Scheckter door problemen met de benzinedruk moest opgeven, wist Fittipaldi dat zijn tweede wereldtitel - na 1972 - binnen was.
Van een uitbundig feest kon desalniettemin geen sprake zijn. De wedstrijd werd overschaduwd door een crash in de tiende ronde van de Oostenrijker Helmuth Koinigg, die daarbij - in pas zijn tweede Formule 1-race - het leven liet.
1994: Schumacher crasht met Hill
Weinig sportief spektakel dus op de baan in Watkins Glen, New York. Maar dat is wel degelijk anders geweest bij een laatste grand prix van het seizoen. Neem de dag in 1994 dat Michael Schumacher zijn eerste van uiteindelijk zeven kampioenschappen binnensleepte op een wijze die nogal wat discussie losmaakte.
De destijds 25-jarige Duitser reeg die jaargang, waarin drievoudig wereldkampioen Ayron Senna op Imola verongelukte, aanvankelijk de zeges aaneen, maar verspeelde zijn comfortabele voorsprong door een diskwalificatie en twee wedstrijden schorsing wegens een te ver afgesleten bodemplaat.
Damon Hill had zijn kans schoon gezien en was de koploper in de WK-stand tot op één punt genaderd toen het slotakkoord in Adelaide zich aandiende. Daar miste Schumacher in ronde 35 een bocht. Hij raakte de muur, keerde terug op de baan en kwam bijna met Hill in botsing.
Dat gebeurde alsnog toen Schumacher bij de volgende bocht meedogenloos de deur dichtgooide. De Benetton-rijder belandde zelf in de strobalen, maar ook zijn Britse uitdager moest hoofdschuddend zijn bolide in de pit achterlaten. Een race-incident, oordeelde de wedstrijdleiding. Schumacher was de nieuwe kampioen.
In Groot-Brittannië hadden ze daar zo hun eigen gedachten over. In 2003 werd het incident bij een BBC-verkiezing genomineerd als 'Onsportiefste Moment in de Sport'. Maar de vermeende zondaar kwam andermaal met de schrik vrij: 'Maradona's hand van God' troefde Schumachers actie af.
1997: weer Schumacher
Drie jaar later leek Schumacher dezelfde truc te willen uithalen in Spanje. Dit keer koesterde hij één puntje voorsprong op Jacques Villeneuve.
De Canadees mocht de slotrace op Circuito Permanente de Jerez beginnen op poleposition. Niet zo zeer omdat hij de snelste kwalificatietijd had neergezet - Schumacher en Heinz-Harald Frentzen hadden immers ook (!) 1.21.072 op hun naam staan - maar wel omdat hij dat als eerste had gedaan.
Schumacher liet zich niet van de wijs brengen, startte beter en nam het initiatief. Met nog 22 van 69 ronden voor de boeg trachtte Villeneuve zijn rivaal in een bocht binnendoor te passeren, een poging die leek te gaan slagen. Schumacher stuurde prompt naar binnen en beukte met zijn rechtervoorwiel de zijkant van Villeneuves wagen.
Die kon echter verder, terwijl de Ferrari van de Duitser vast kwam te zitten in de grindbak. Villeneuve, die dat seizoen meer grand prixs had gewonnen dan Schumacher, hoefde zich alleen nog maar in de punten (lees: topzes) te rijden om de titel naar zich toe te trekken. Dat lukte met de derde plaats ruimschoots.
En Schumacher? Die werd niet alleen gediskwalificeerd vanwege een vermijdbare botsing, hij werd zelfs helemaal uit de eindstand van het WK geschrapt. Zijn raceresultaten, zoals uitslagen en behaalde punten, overleefden de straf wel en zijn gewoon terug te vinden in de statistieken.
1986: fatale gok
Dramatisch was de ontknoping in 1986. Nigel Mansell had in Adelaide met zes punten voorsprong op Alain Prost en zeven op Nelson Piquet de titel voor het grijpen. Een klapband werd de van poleposition vertrokken Brit echter fataal.
Dat maakte de weg vrij voor Piquet, zijn stalgenoot bij Williams. Maar het team vreesde voor een tweede klapper en haalde de Braziliaan naar de kant voor nieuwe banden. Een fatale misrekening: de voorbij gesnelde Prost liet zich niet meer inlopen. laat staan inhalen, en pakte naast de dagzege als lachende derde ook de wereldtitel.
1976: verfilming
Het Formule 1-jaar 1976 stond model voor de speelfilm Rush en dat was niet voor niets. Denk bijvoorbeeld aan wat Niki Lauda overkwam op de oude Nürburgring, waar hij vanwege het slechte weer niet eens had willen starten: hij knalde na materiaalpech tegen de vangrails, waarna zijn wagen vlam vatte. Dankzij snel ingrijpen kon de Oostenrijker gered worden, maar zijn loopbaan leek voorbij.
Niets bleek minder waar. Hij miste twee races, maar keerde zowaar terug en kon zelfs in Japan als leider in de WK-stand opgaan voor titelprolongatie. De afsluitende race in Oyama ging onder drijfnatte omstandigheden van start en dat was voor Lauda reden om al na een paar rondjes de strijd te staken: te gevaarlijk.
Daarmee bood hij James Hunt, de enig overgebleven concurrent, de kans het gat van drie punten te dichten. De Brit was hard op weg om die klus te klaren, maar nadat de regen was gestopt en het asfalt snel opdroogde, dreigden er problemen met zijn natweerbanden. Vijf ronden voor het eind ging het inderdaad linksvoor mis.
De noodzakelijk geworden pitstop wierp Hunt terug van de tweede naar de vijfde plaats, onvoldoende om de vlag uit te hangen. Een letterlijke inhaalrace volgde en nadat hij Alan Jones en Clay Regazzoni te grazen had genomen, kwam Hunt als derde over de meet, daarmee Lauda passerend en naar de tweede plaats in de eindrangschikking verwijzend.
2007: Hamilton gelouterd
Lewis Hamilton heeft ook ruime ervaring met enerverende ontknopingen. Hij had in 2007 in China de finish niet gehaald, maar was desalniettemin met een voorsprong van vier punten op zijn teamgenoot Fernando Alonso en zeven op Kimi Räikkönen naar Brazilië afgereisd.
De klassementsleider had al vroeg in de race op Interlagos problemen met de versnellingsbak en kon geen betekenis spelen. Hij eindigde slechts als zevende. Alonso had wellicht de meubelen nog kunnen redden voor McLaren Mercedes, maar de Spanjaard bleef op de derde plaats steken.
En dus was grandprix-winnaar Räikkönen spekkoper met niet alleen de dagzege, maar zelfs de wereldtitel, met één punt voorsprong op zowel Hamilton als Alonso.
2008: allerlaatste bocht
Het jaar erop had São Paulo opnieuw de seizoensfinale in huis en wederom had Hamilton met zeven punten voorsprong op Felipe Massa de titel voor het grijpen. De Braziliaanse thuisrijder deed wat er van hem gehoopt werd en reed richting de overwinning, maar ook zijn Britse rivaal kweet zich van zijn taak.
Totdat plots vijf ronden voor het eind de regen terugkeerde en de baan opnieuw nat werd. Zowel Hamilton als Massa wisselde van band. Voor de koploper had dat geen consequenties, maar Hamilton had een paar dure posities ingeleverd. Bij Ferrari begon men al steeds minder ingehouden aan een onverwacht feestje te denken.
Maar dat was buiten de Toyota's gerekend. Die hadden een gokje gewaagd en waren op droogweerbanden blijven rondrijden. Een foutje waar Hamilton dankbaar van profiteerde. In de allerlaatste bocht van de allerlaatste ronde van de allerlaatste race passeerde hij Timo Glock en greep hij de voor hem noodzakelijke vijfde plaats.
Hamilton kon zijn eerste wereldtitel bijschrijven. De teller staat bij de 36-jarige Engelsman inmiddels op zeven, evenveel als mederecordhouder Michael Schumacher.