Padel is booming, maar voor topspelers geen vetpot: 'Een vijftienjarenplan'
Gijs Uilenbroek
Gijs Uilenbroek
Bij tennisclubs, in oude loodsen, op industrieterreinen; op steeds meer plekken in Nederland kun je tegenwoordig terecht voor een potje padel. De sport, die lijkt op een mix van tennis en squash, is razend populair en de banen schieten als paddenstoelen uit de grond.
Ook op het hoogste niveau gaan de ontwikkelingen de laatste jaren snel. Het aantal toernooien voor topspelers groeit, er is steeds meer aandacht en ook meer prijzengeld te verdelen. Toch zijn er nog maar weinig spelers die volledig van de sport kunnen leven.
Fulltime padellen, dat is alleen voor een select groepje buitenlandse toppers weggelegd. Als het aan de beste spelers van Nederland ligt, komt daar - met de steun van tennisbond KNLTB - snel verandering in.
'We moeten alles uitvogelen'
Zo werkt Uriël Maarsen hard aan zijn toekomst als toppadeller. Samen met dubbelpartner Bram Meijer, met wie hij vorig jaar de nationale titel pakte, vormt Maarsen het enige Nederlandse duo dat regelmatig in het buitenland wedstrijden speelt.
"Toch willen Bram en ik onszelf eigenlijk nog geen professionals noemen", zegt Maarsen. "We kunnen ons brood nog niet verdienen door alleen maar toernooien te spelen. We hebben beiden een eigen padelschool, waar we lesgeven. Op verschillende manieren zijn we dus wel de hele dag met de sport bezig."
Zelf beter worden in padel? In de nieuwste aflevering van onze How To-rubriek legt Uriël Maarsen de 'contrabal' uit.
De grootste padeltoernooien vinden plaats in Spanje, Mexico en Argentinië; landen die de bakermat van de sport vormen. Door de moordende concurrentie bij die evenementen is het voor Maarsen en Meijer meestal lastig om zich te plaatsen voor het hoofdschema en dus veel prijzengeld te verdienen.
"Wij zijn, vanuit Nederlands oogpunt, eigenlijk de pioniers. Daarom moeten we alles, op alle fronten, een beetje uitvogelen", aldus Maarsen. "Maar we zetten wel vaak aardige prestaties neer. Als we onze trainingsomstandigheden verder kunnen verbeteren en meer goede sparringpartners krijgen, zit er nog wel rek in."
We willen graag meer duidelijkheid op het internationale front. Het helpt niet dat er nu meerdere tours zijn.
Aanvankelijk werd padel vertegenwoordigd door de Nederlandse Padel Bond, die in 2011 werd opgericht. Een paar jaar later begon ook tennisbond KNLTB zich over de sport te ontfermen. Sinds de fusie tussen beide organisaties, in de zomer van 2020, valt padel alleen nog onder de vlag van de KNLTB.
"Het is intussen een volledig onderdeel van onze werkzaamheden en budgetten", vertelt Jacco Eltingh. De oud-toptennisser is als technisch directeur van de bond eindverantwoordelijk voor toppadel in Nederland. "Dat is een mooie uitdaging en ook een verantwoordelijke taak, in deze beginfase."
Eltingh is niet bang dat de snelle groei van padel leidt tot het teruglopen van de populariteit van tennis. "Alles kan, maar laten we hopen dat beide sporten blijven groeien. Het zal ook wel goedkomen met tennis, een sport die al meer dan honderd jaar in Nederland wordt beoefend."
In een poging om de structuur rond de padelsport naar een hoger niveau te tillen, kijkt de KNLTB onder meer naar de organisatie in de grote landen. Maar daarover staat weinig op papier, heeft Eltingh geconstateerd.
"De meeste kennis zit in de hoofden van deze 'passionisten'. De bereidheid van de Spanjaarden en Argentijnen om hun visie te delen, is beperkt. Ik heb wel veel contact met de landen om ons heen, om te bespreken wat we van elkaar kunnen leren", aldus Eltingh.
Want niet alleen in Nederland is padel aan een opmars bezig. Maarsen: "Het gaat bijvoorbeeld in Zweden heel hard. Het bedrijfsleven investeert flink, door veel geld uit te trekken om toernooien te organiseren en Zweedse spelers een budget te geven om vaker naar Spanje te gaan en daar op het hoogste niveau te spelen."
'Groei op amateurniveau vertekent'
Volgens de KNLTB spelen ruim 75.000 Nederlanders met regelmaat een potje padel. De bond verwacht dat dit er over drie jaar meer dan 140.000 zullen zijn, maar rekent zich - met het oog op de topsport - niet direct rijk.
"De snelle groei op amateurniveau vertekent enigszins. Onze coaches, die de talenten moeten begeleiden, hebben nog niet de ervaring die ze in de grote landen hebben", weet Eltingh. "Het is ook logisch: we kunnen niet zomaar tientallen jaren aan voorsprong in Spanje, Argentinië en Italië inhalen. Dat mag je nu niet vragen."
De KNLTB richt zich daarom op de lange termijn. Binnenkort wordt een visiestuk gepresenteerd. Eltingh: "Het is een vijftienjarenplan, als je de ambitie hebt dat jonge kinderen die nu beginnen met padel uiteindelijk deel uit gaan maken van de internationale top."
FIP en FEPA
Als het aan de KNLTB ligt, worden op internationaal niveau snel stappen gezet. Nu zijn er nog meerdere, concurrerende bonden. Zo is er de FIP, de mondiale padelfederatie, maar ook de FEPA, de Europese bond. Die twee organisaties gaan vooral hun eigen gang, met hun eigen wedstrijdcircuits en toernooien.
"We willen graag meer duidelijkheid. Het helpt niet dat er nu meerdere tours zijn", zegt Eltingh. "Wij scharen ons vooralsnog achter de FIP. De ambitie leeft om van padel ooit een olympische sport te maken. We achten de kans op succes het grootst als de FIP die gesprekken voert met het IOC."
"Het zou prachtig zijn om ooit op de Olympische Spelen te staan", vult Maarsen aan. "Er werd wel gezegd dat padel een hype is en zo weer voorbij is, maar ik denk dat de afgelopen periode laat zien dat er nog heel veel inzit."