Burgemeester Veenendaal mag verkoop lachgas in horeca niet verbieden
De rechtbank Midden-Nederland heeft een streep gehaald door het voornemen van de burgermeester van Veenendaal om de verkoop van lachgas in de horeca te verbieden. "Verkoop van lachgas is niet in strijd met de Opiumwet en de openbare orde in Veenendaal wordt op dit moment door de verkoop van lachgas in de horeca niet verstoord", oordeelt de rechtbank in een zaak die door twee uitbaters van cafés was aangespannen.
Burgemeester Kats is bang dat het gebruik van lachgas gezondheidsschade bij jongeren veroorzaakt. Daarom besloot hij begin vorig jaar om een verbod op de verkoop daarvan in exploitatievergunningen voor de horeca op te nemen.
De bezwaarschriftencommissie van de gemeente waarschuwde al dat de burgemeester niet bevoegd is om zo'n verbod in te stellen, maar Kats legde het advies naast zich neer. Volgens de twee uitbaters kon de burgemeester zich ook niet beroepen op het belang van de openbare orde, omdat van verstoring daarvan door het gebruik van lachgas geen sprake was.
Geen inbreuk
De rechtbank geeft de uitbaters op beide punten gelijk en voegt daaraan toe dat lachgas vooralsnog niet in strijd met de Opiumwet. Dat betekent dat het voorhanden hebben en de verkoop van lachgas op zich geen inbreuk vormen voor de openbare orde.
De rechtbank zegt goed te begrijpen dat de burgemeester zich zorgen maakt over het lachgasgebruik onder jongeren en dat hij iets wil doen zolang er landelijk niets geregeld is. Maar dat is een taak voor de wetgever en niet voor een burgemeester, aldus de rechtbank.
Volgend jaar wordt lachgas opgenomen in de Opiumwet, wat betekent dat het bezit en de verkoop ervan vanaf dan wel verboden kunnen worden.