Utrecht betuigt spijt voor ontvangst Joden na WO II: 'Mijn familie was alles kwijt'
Na meer dan 75 jaar betuigt Utrecht spijt voor de manier waarop de stad na de Tweede Wereldoorlog is omgegaan met de Joodse gemeenschap. Het college wil als compensatie een bedrag van 300.000 euro aanbieden.
Historisch onderzoek wijst niet eenduidig uit of Utrecht net als andere gemeenten na de oorlog achterstallige belasting in rekening bracht bij Joodse inwoners, maar duidelijk is wel dat de stad zich "uiterst zakelijk en ongastvrij" heeft opgesteld naar mensen die terugkeerden.
"Er werd door de gemeente geen moeite gedaan om procedures te versnellen of vergemakkelijken", laat de gemeente weten. "Het past ons spijt te betuigen en een financieel gebaar te maken richting de Joodse gemeenschap in Utrecht."
Het geld is een mooi gebaar, maar erkenning van het leed dat Utrechters is aangedaan is belangrijker, zegt Lonie Querido, tot voor kort voorzitter van de Liberaal Joodse Gemeente in Utrecht.
De gemeente heeft zich nu heel correct en integer opgesteld.
Querido was een van de vertegenwoordigers bij de besprekingen met de gemeente Utrecht. Ze is blij dat de kwestie is afgerond.
"Zoveel jaar na de oorlog is het lastig om de bewijsvoering sluitend te krijgen", zegt Querido tegen RTV Utrecht, "maar er zijn gerede aanwijzingen dat deze mensen bepaald niet welkom werden geheten toen ze na de oorlog berooid terugkeerden. De gemeente heeft zich nu heel correct en integer opgesteld."
Alle persoonlijke bezittingen verloren
Hoe Utrecht omging met Joden die na de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog naar huis wilden, blijkt uit het levensverhaal van Jo de Leeuw, vertelt zijn dochter Lenie. "Mijn ouders waren na de oorlog alles kwijt."
Jo de Leeuw had een koosjere banketbakkerij annex lunchroom in de Utrechtse binnenstad, die hij verloor. Ook raakte hij allerlei persoonlijke bezittingen kwijt. Spaargeld dat hij had verstopt moest hij naar eigen zeggen grotendeels inleveren omdat hij tijdens zijn onderduik een belastingschuld had opgebouwd.
"Ze kregen niets terug van wat hen was afgenomen", zegt zijn dochter Lenie de Leeuw over haar ouders. "Toon eerst maar eens aan dat je echt een banketbakkerij had, hoorde mijn vader. Zelfs getuigenissen van klanten waren niet voldoende."
"Als er toen tenminste nog gezegd was: we gaan u helpen, dan was het heel anders gegaan. Maar de banketbakkerij was verleden tijd. Mijn familie heeft eigenhandig een nieuwe handel opgezet die uitgroeide naar een speelgoedgroothandel op Kanaleneiland."
"Het is 70 tot 80 jaar later moeilijk om erover te oordelen", zegt Lonie Querido van de Liberaal Joodse Gemeente. "Zelf was ik er toen ook nog niet. We horen de verhalen nu uit tweede hand. Zo kort na de bezetting was het land verscheurd en de mensen waren onwetend. De informatie en de beelden waren ook nog niet zo beschikbaar als vandaag de dag."
Meer nog dan de financiële compensatie vindt Querido het daarom van belang dat Utrecht de pijn en het leed erkent dat deze inwoners van de stad is aangedaan. "Mijn eigen vader was een van hen. Hij kwam terug uit Auschwitz en werd niet geloofd. Uiteindelijk hield hij zijn mond er maar over."
De gemeenteraad moet nog instemmen met het plan van het college om geld vrij te maken voor de Joodse gemeenschap. Het geld moet gaan naar instellingen die het Joodse leven in Utrecht versterken.