NOS Nieuws

President Thaci van Kosovo naar Haags oorlogstribunaal

  • Mitra Nazar

    correspondent Balkan

  • Mitra Nazar

    correspondent Balkan

Hashim Thaci stapt vandaag voor het eerst het speciale Kosovotribunaal in Den Haag binnen. Hij wordt daar ondervraagd over gebeurtenissen van meer dan twintig jaar geleden, tijdens en na de oorlog in Kosovo, toen hij de leider was van het Kosovo Bevrijdingsleger (UCK).

Vragen die hij moet beantwoorden zullen gaan over meer dan honderd moorden, over martelingen en over het verdwijnen van politieke tegenstanders. Allemaal punten uit de aanklacht die op 24 juni tegen hem werd uitgevaardigd. Thaci, de huidige president van Kosovo, is aangeklaagd voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid.

Servische provincie

Als jonge man voegde Thaci zich in 1993 bij het Kosovo Bevrijdingsleger, een guerrillabeweging. Kosovo was toen nog een provincie van de Joegoslavische deelrepubliek Servië. De meerderheid van de bevolking was er etnisch Albanees. Joegoslavië viel in die tijd uiteen en de Albanezen in Kosovo voelden zich steeds meer onderdrukt door Servië. In Kosovo gingen stemmen op voor afsplitsing en onafhankelijkheid.

Het Kosovo Bevrijdingsleger was ervan overtuigd dat met Serviërs niet te praten viel. Zij bereidden zich voor op een gewapende strijd. Thaci was de leider van de UCK toen in februari 1998 de oorlog begon.

Ingrijpen NAVO

Het Kosovo Bevrijdingsleger stond tegenover het veel sterkere Joegoslavische leger van president Slobodan Milosevic. Servische troepen brandden dorpen plat, executeerden mannen en verkrachtten vrouwen. Meer dan 13.000 mensen kwamen om het leven of raakten vermist, de meeste slachtoffers waren etnisch Albanees. Anderhalf miljoen mensen sloegen op de vlucht.

In maart 1999 greep de NAVO in. Die bombardeerde Servische doelen in Servië en Kosovo. Dat leidde er uiteindelijk toe dat Milosevic zijn troepen uit Kosovo weghaalde.

Thaci (midden, zonder uniform) met UCK-strijders in Pristina, maart 1999

Het Joegoslaviëtribunaal veroordeelde in de jaren na de oorlog een aantal hooggeplaatste Serviërs voor oorlogsmisdaden in Kosovo. Maar ook aan de andere kant van het conflict waren misdaden gepleegd, door het Kosovo Bevrijdingsleger.

Tijdens en na de oorlog zouden UCK-strijders vergeldingsacties hebben uitgevoerd tegen lokale Serviërs, maar ook tegen andere etnische groepen, zoals de Roma. Die werden ervan beschuldigd de kant van de Serviërs te kiezen. Ook politieke tegenstanders waren doelwit.

Deze misdaden kwamen kort na de oorlog al aan het licht, maar kregen weinig aandacht. In Kosovo heerste vooral opluchting, zorg om de wederopbouw en rouw om de vele doden die waren gevallen. De internationale gemeenschap bleef Kosovo steunen en de NAVO is tot op de dag van vandaag in het land om de vrede te bewaken.

Al 12 jaar aan de macht

Na de oorlog ontwapende Thaci het Kosovo Bevrijdingsleger en maakte hij er een politieke partij van, de PDK (Democratische Partij van Kosovo). In 2007 werd hij premier. In 2008 riep Kosovo onder zijn leiding de onafhankelijkheid uit, die nog altijd niet wordt erkend door Servië. Kosovo groeide, onder Thaci's leiding, uit tot een soevereine staat.

Inmiddels is hij president van het land, en zo al ruim twaalf jaar aan de macht in Kosovo. Maar de beschuldigingen van oorlogsmisdaden zijn gebleven. Vooral in Servië, waarmee Kosovo een moeizame relatie bleef hebben, wordt Thaci gezien als onterecht vrij rondlopende oorlogsmisdadiger.

Het feit dat Thaci nooit voor een tribunaal heeft hoeven verschijnen, zien zij als bewijs voor de theorie dat het Joegoslaviëtribunaal zich alleen op de Serviërs heeft gestort.

Dat er nu toch een zaak komt, door een nieuw tribunaal dat speciaal is opgericht om UCK-strijders te berechten, is niet onomstreden. Deze strijders worden in Kosovo overwegend gezien als vrijheidsstrijders, die de Albanezen in Kosovo beschermden tegen de Serviërs.

De Kosovaarse regering weigerde zo'n tribunaal te faciliteren, dus kwam het op neutraal terrein. Gefinancierd door de Europese Unie, en gezeteld in Den Haag, vanwege de aanwezige ervaring met het Joegoslaviëtribunaal.

'Goede kant'

Thaci zelf heeft de beschuldigingen altijd tegengesproken. "Ik vocht aan de goede kant van de geschiedenis", heeft hij meermaals gezegd. Thaci is nog steeds de president van Kosovo. Aftreden doet hij nog niet, liet hij weten. Dat zal hij pas doen als de aanklacht ook echt tot een zaak leidt. Met Thaci zijn acht andere ex-UCK-strijders aangeklaagd, onder wie zijn partijgenoot Kadri Veseli.

De aanklacht moet nog worden goedgekeurd door een rechter. De aanklagers zeiden dat ze de aanklacht eerder bekend hebben gemaakt omdat Thaci en Veseli probeerden de werkzaamheden van het tribunaal te saboteren.

Vandaag reist Thaci naar Den Haag voor zijn eerste verhoor in het Kosovotribunaal.

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl