Dit zijn de winnaars en verliezers van het Europees akkoord
De Europese ministers van Financiën hebben een akkoord bereikt over een financieel hulppakket voor landen, bedrijven en werknemers die door de coronacrisis in de moeilijkheden zijn gekomen. De grote kemphanen van de afgelopen dagen, Nederland en Italië, hebben beiden water bij de wijn moeten doen, maar vinden dat ze alle twee "gewonnen" hebben.
Uiteindelijk heeft Nederland niet alle harde voorwaarden kunnen binnenslepen. Minister Hoekstra heeft lang vastgehouden aan zijn eis dat landen alleen geld uit het noodfonds, het Europees Stabilisatie Mechanisme (ESM), kunnen krijgen als ze ook hun economie zouden hervormen. Oftewel: zodra de crisis voorbij is, moet er worden bezuinigd om de begroting op orde te brengen en die eisen kunnen door de geldschieters worden opgelegd.
Die eis is uiteindelijk van tafel gegaan. Landen die geld nodig hebben kunnen dat zonder voorwaarden lenen bij het ESM, als het maar voor medische zorg wordt gebruikt. De zuidelijke landen onder aanvoering van Italië wilden ook zonder voorwaarden geld kunnen lenen voor het herstel van de economie na de huidige crisis.
Op dat punt heeft Hoekstra gewonnen, want landen die geld willen lenen voor de wederopbouw van hun economie moeten gewoon aan de normale regels voldoen. "Dan hebben we de logica van de voorwaarden om de economie te hervormen", zo zei de minister na afloop van het overleg.
Hoekstra legt uit wat het steunpakket voor landen kan betekenen:
Maar ook Italië heeft niet op alle fronten zijn zin gekregen. Het woord eurobonds, de gezamenlijke Europese staatsleningen, staat niet in de tekst die de ministers hebben goedgekeurd.
Er wordt wel gesproken over "innovatieve financiële instrumenten" die gebruikt kunnen worden en de mogelijkheid om het er tijdens de EU-top die volgende week wordt gehouden, over te hebben. Volgens de Franse minister van Financiën, Bruno Le Maire, "betekent het wat het betekent" en is "het enige innovatieve instrument dat nog niet bestaat een gezamenlijke schuld".
Hoekstra legt de term 'innovatieve instrumenten' iets anders uit. "Dat is zo vaag geformuleerd dat we er ons geen buil aan kunnen vallen", zegt hij. "Als de leiders het erover willen hebben dan mag dat natuurlijk, maar het zijn geen eurobonds."
In de slotverklaring gaat het nog wel over een tijdelijk herstelfonds. Volgens Le Maire een uitstekend plan en het Europese antwoord op de crisis. Maar het fonds is er nog lang niet want eerst moeten de regeringsleiders het nog over het fonds hebben. Daarna volgt dezelfde discussie namelijk: wie betaalt en wat zijn de voorwaarden?
Wat is er dan wel afgesproken?
Uiteindelijk hebben de ministers een steunpakket van meer dan 500 miljard euro afgesproken. Dat bedrag is een beetje op de achterkant van een bierviltje uitgerekend. "Er moest een hoog bedrag uitkomen, sommige landen hadden dat nodig", zei Hoekstra.
Ongeveer 200 miljard euro komt van de Europese Investeringsbank (EIB), die vooral leningen aan het midden- en kleinbedrijf gaat verstrekken. Verder is er 100 miljard euro beschikbaar voor deeltijd-ww. Hoekstra: "Dat mag niet het begin van een Europees sociaal stelsel zijn. We hebben nadrukkelijk afgesproken dat sociale zekerheid een nationale bevoegdheid blijft."
De rest van het geld komt dus van het eerder genoemde ESM. Overigens kunnen landen niet oneindig lenen uit die pot. Er zitten grenzen aan. Italië kan maximaal 38 miljard euro via het noodfonds krijgen.