Defensie had in 2014 al richtlijn voor compensatie burgerslachtoffers Irak
Defensie heeft in 2014 intern al afgesproken dat Nederland een schadevergoeding zou betalen aan nabestaanden van eventuele slachtoffers van Nederlands militair ingrijpen in Irak.
Dat blijkt uit stukken uit dat jaar die het ministerie van Defensie vandaag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Toch heeft het kabinet geen enkele poging gedaan om nabestaanden van Nederlandse bombardementen in Hawija en Mosul te compenseren.
Bij een bombardement door een Nederlandse F-16 kwamen in 2015 in Hawija zeker zeventig burgers om het leven. Het doelwit was een bommenfabriek van Islamitische Staat, maar daar lag zo'n grote hoeveelheid explosieven dat een nabijgelegen wijk volledig werd verwoest.
Nadat de NOS en NRC Handelsblad daar in oktober over hadden bericht, zei minister Bijleveld dat zij ervan uitging dat Irak voor de schadevergoeding voor de nabestaanden zou opdraaien. "Het is de internationale afspraak dat het in het land zelf wordt afgewikkeld", zei Bijleveld, al moest ze wel erkennen dat dit "niet allemaal zo makkelijk en soepel" zou gaan.
Compensatieregelingen
Uit de interne stukken die nu naar de Kamer zijn gestuurd, blijkt dat Defensie in 2014 ervan uitging dat Nederland een verantwoordelijkheid zou hebben voor eventuele burgerslachtoffers.
"Indien er sprake is van burgerslachtoffers door Nederland, worden er compensatieregelingen opgesteld", meldt een bijlage bij de nota 'Procedure minimaliseren/melden burgerslachtoffers' van het ministerie van Defensie.
"Er is geen verdrag met Irak waarin eventuele schadeclaims zijn opgenomen, noch is er de verwachting dat er een verdrag gaat komen. De Nederlandse staat kan op basis van wettelijke aansprakelijkheid worden aangesproken. Deze aansprakelijkheid is niet uit te sluiten. We kennen hiervoor geen standaardprocedures of geldbedragen."
Verslaggever Lex Runderkamp bezocht de plek waar de Nederlandse F-16-bom viel. Zo zag het er in oktober uit:
"Dit document gaat zeker een rol spelen bij de komende procedure van de slachtoffers van Hawija en Mosul", zegt advocaat Liesbeth Zegveld die zestig nabestaanden bijstaat. "Er blijkt namelijk duidelijk uit dat Nederland verantwoordelijkheid neemt voor burgerslachtoffers, inclusief de civiele procedures die hieruit voortvloeien. En zo hoort het ook."
Volgens minister Bijleveld is nooit met zekerheid vastgesteld dat er bij de Nederlandse luchtaanval op de bommenfabriek in Hawija burgers zijn omgekomen. Bij een aanval op Mosul in 2015, waarbij het doel geen IS-hoofdkwartier maar een woonhuis bleek te zijn, staat volgens de minister wel vast dat er twee burgers zijn overleden. Toch heeft defensie ook in die zaak nooit contact gezocht met de nabestaanden.
Pas na de publicatie van NOS en NRC over Hawija heeft de minister aan de Kamer toegezegd om te gaan kijken naar de mogelijkheid om een schadevergoeding uit te keren.
Niet eerder mogelijk
Een woordvoerder van het ministerie van Defensie zegt dat het tot nu toe niet mogelijk was om over te gaan tot het aanbieden van een vrijwillige vergoeding, want dat zou hebben "geleid tot het openbaar worden van de exacte locatie, datum en het vermoedelijke aantal burgerslachtoffers van deze aanvallen. Naar het oordeel van het kabinet was dit gedurende de hele inzetperiode omwille van veiligheidsredenen niet mogelijk."
Met andere woorden: zolang de aanvallen niet publiekelijk door het kabinet waren erkend, hoefde er niet te worden overgaan tot het uitkeren van vergoedingen.