Al die koopkrachtramingen, wat zeggen die nou?
Rond Prinsjesdag regent het koopkrachtcijfers. Zo ook dit jaar. Het doorsnee huishouden gaat er volgend jaar 2,1 procent op vooruit, zo lekte vanmiddag uit. En de groep werkenden nog meer: +2,4 procent. De koopkracht van uitkeringsgerechtigden (+1,2 procent) en gepensioneerden (+1,1 procent) stijgt minder hard. Maar wat betekenen die koopkrachtramingen voor jou persoonlijk?
Niet zo heel veel. Ten eerste zijn het toekomstvoorspellingen, die door allerlei onvoorziene ontwikkelingen nog flink kunnen tegen- of meevallen.
Ten tweede gaat het altijd om de koopkrachtontwikkeling van grote groepen, zoals heel Nederland, alle werkenden, of alle gepensioneerden, terwijl er binnen die groep grote verschillen zijn.
En ten derde bekijkt het Centraal Planbureau (CPB) alleen de effecten van kabinetsmaatregelen, de inflatie en de ontwikkeling van de lonen. Het CPB houdt daarbij geen rekening met persoonlijke ontwikkelingen in jouw leven, waardoor je inkomen flink kan veranderen. Denk dan aan het veranderen van baan, een kind krijgen of scheiden.
Raming versus uitkomst
Om te zien of ramingen in het verleden zijn uitgekomen, hebben we de koopkrachtvoorspelling en uitkomst voor een doorsnee-huishouden van de afgelopen jaren op een rij gezet.
In de grafiek zie je steeds de voorspelling van de zogeheten statische koopkracht van het CPB en de uitkomst dat jaar. En we hebben ook de uiteindelijke dynamische koopkracht erbij gezet. Die koopkracht wordt net iets anders berekend door een ander instituut: het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Het verschil tussen de statische koopkracht van het CPB en de dynamische van het CBS is dat die laatste achteraf ook meet wat er daadwerkelijk gebeurt met iemands koopkracht door veranderingen in zijn of haar persoonlijke situatie. Daar is dus ook de koopkrachtstijging door het switchen van baan in verwerkt. Of koopkrachtverlies doordat je bijvoorbeeld een kind kreeg en minder bent gaan werken.
We zien dat de laatste paar jaar de voorspelde statische koopkracht steeds wat hoger was dan de uitkomst. Dat kwam mede doordat de lonen minder stegen dan eerder verwacht.
"We ramen op Prinsjesdag volgens de actuele inzichten op dat moment", zegt Patrick Koot, koopkrachtspecialist van het CPB. "Maar in een paar maanden tijd kan er van alles gebeuren in de wereld. Onzekerheid is onlosmakelijk verbonden aan het maken van een raming. En over een langere periode zie je dat we er zowel naar boven als naar beneden naast zitten."
En dat klopt. Zo voorspelde het CPB voor 2016 een koopkrachtplus van 1,4 procent en werd het uiteindelijk een stuk meer: een statische koopkrachtstijging van 2,6 procent. En de dynamische koopkracht steeg nog meer, namelijk 3 procent.
Volgend jaar? Flinke plus verwacht
De koopkrachtraming voor het doorsnee huishouden voor volgend jaar is dus uitgelekt: er wordt een plus van 2,1 procent verwacht. Dan gaat het dus om de statische koopkrachtraming van het CPB.
Het is meestal zo dat de daadwerkelijke dynamische koopkracht ietsje hoger uitkomt dan de statische. Dat komt bijvoorbeeld doordat mensen die van baan wisselen en meer gaan verdienen de koopkracht verder omhoog stuwen. "Zogenoemde life events hebben voor veel mensen veel meer invloed op de koopkracht dan beleidsveranderingen", zei Peter Hein van Mulligen, CBS-hoofdeconoom hier eerder over.
'Raming is voor beleidsmakers'
Dat het CPB zich beperkt tot de statische koopkracht heeft ook een reden. "Wij zijn er in eerste instantie voor beleidsmakers", zegt Patrick Koot van het CPB. "Wat zijn de effecten van beleid? Slaan maatregelen evenwichtig neer over verschillende inkomensgroepen? Dat beeld geven we in augustus en het kabinet kan dan kijken of er nog groepen achterblijven en of ze willen bijsturen. De statische koopkrachtberekening is daar het meest geschikt voor."
En het CPB voorspelt dus, terwijl het CBS alleen achteraf berekent. "En trouwen, scheiden, een baan vinden, dat soort dingen zijn haast niet te voorspellen", zegt Koot.