Slavernijverleden zichtbaar op Zeeuwse stranden en in Groningen
Lambert Teuwissen
redacteur Online
Lambert Teuwissen
redacteur Online
Soms geeft de zee bij Vlissingen nog sporen prijs van het slavernijverleden. Exotische schelpjes die overduidelijk niet in deze wateren thuishoren. Kaurischelpjes waarmee handelaren vroeger in Afrika slaven kochten, aangespoeld uit eeuwenoude scheepswrakken.
De Gids Slavernijverleden Nederland, begin deze maand gepresenteerd, wijst op dit soort nauwelijks bevroede overblijfselen uit die tijd. "Als je ernaar gaat zoeken, kun je overal in Nederland echo's van die tijd vinden", zegt een van de auteurs, Nancy Jouwe van het project Mapping Slavery.
"Er waren geen slavenmarkten of plantages in Nederland, maar je moet het groter zien: het was het systeem. Mensen konden hier buitenhuizen of landgoederen bezitten door de opbrengsten die ze mede dankzij slavenarbeid verdienden."
Het gaat over rekenschap geven.
In Friesland wijst de gids bijvoorbeeld op het verhaal van Pieter Stuyvesant, in zijn tijd als gouverneur de grootste slaveneigenaar van Manhattan. In Harderwijk blijkt Jan Kooi gelegerd geweest te zijn, die voor heldendaden in Atjeh de Willems-Orde kreeg nadat hij als KNIL-militair uit Afrika was gehaald. Over Vlissingen wordt verteld hoe een derde van de economie draaide op de slavenhandel. In Groningen blijken opvallend veel slavenhouders te hebben gewoond. "We werden constant verrast door verhalen."
"Voor veel mensen is het een ver-van-mijn-bedshow. Je hoort ten eerste vaak 'het is al zo lang geleden' en ten tweede 'het vond ergens anders plaats: Suriname, Indië, Zuid-Afrika'. Dat maakt dat Nederlanders het niet zien als onze geschiedenis. Dat willen we doorbreken. Je vindt het ook in Groningen, ook in Friesland, in Middelburg of Brabant, niet alleen in Amsterdam."
"Het gaat ons niet om de schuldvraag, of om te zeggen hoe slecht Nederland was", benadrukt Jouwe. "Het gaat meer over rekenschap geven. Het gaat om geschiedenis die twee-en-een-halve eeuw heeft geduurd, op vier continenten. Dat betekent iets voor wie we zijn als Nederlanders, als natie. Het gaat niet om een zwarte bladzijde, het hele boek is ermee doordesemd."
Voor die bewustwording is meer nodig dan alleen dit boek. Jouwe wil in het onderwijs meer aandacht zien voor deze vervlochten geschiedenis, en in het straatbeeld moet de erfenis zichtbaarder worden gemaakt (daarvoor plaatste Jouwe al markeringstekens op straat in Utrecht). Zo kan het onderwerp letterlijk en figuurlijk bespreekbaar worden.
"Ik hoop dat mensen erdoor geïnspireerd raken. Zoals iemand als Gijs Stork, nazaat van slavenhouders. Hij is in de geschiedenis gedoken van zijn voorouders, een verhaal dat hij niet kende. Daar moet je een zekere volwassenheid voor hebben. Het is niet leuk, je kan ervan schrikken als je het verhaal nog nooit gehoord hebt. Maar het is echt een onderdeel van wie we zijn."