Hoe gaat Europa een volgende eurocrisis te lijf?
De negentien ministers van Financiën van de eurozone hebben afgelopen nacht doorgehaald om een akkoord te bereiken over de aanpak van een eventuele nieuwe financiële crisis. Het is een nieuwe stap in een hele serie maatregelen sinds de schuldencrisis om de euro te behoeden voor problemen met banken of overheden.
Zo is er de afgelopen jaren al een noodfonds opgetuigd, het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) in Luxemburg. Dat heeft noodleningen verstrekt aan Griekenland, Ierland, Portugal, Cyprus en Spanje. Het toezicht op banken is inmiddels centraal geregeld, vanuit de Europese Centrale Bank in Frankfurt. En er zijn nieuwe regels die maken dat banken die failliet dreigen te gaan, niet meer zo makkelijk voor steun bij de staat kunnen aankloppen.
Maar dat is allemaal nog niet genoeg om een nieuwe crisis te lijf te kunnen, daar zijn specialisten het wel over eens.
Nieuwe afspraken
De eurolanden zijn bereid om meer geld te storten in het noodfonds ESM. Bij de oprichting hebben de landen eenmalig 80 miljard euro ingelegd, als startkapitaal. Voor Nederland ging het om 4,5 miljard euro. Met dat onderpand -en een garantstelling door de eurolanden van 620 miljard euro-, kan het fonds tot 800 miljard euro lenen op de kapitaalmarkt.
Maar als Italië zou aankloppen, dat een staatsschuld heeft van ruim 2300 miljard euro, dan komt het noodfonds simpelweg tekort. Hoeveel de landen bij moeten leggen en wanneer dat gebeurt is nog niet duidelijk.
Verder hebben de ministers nieuwe afspraken gemaakt over hoe te handelen als een land in de financiële problemen komt. Landen kunnen vanaf 2022 alleen nog aankloppen als hun schuld 'houdbaar' is, dus tot in de lengte van dagen betaalbaar. Maar hoe dat praktisch uitpakt als een land niet aan die voorwaarde voldoet, maar wel de toekomst van de euro in gevaar brengt, is niet duidelijk.
Wankelende banken
Verder is afgesproken dat het Europese noodfonds bij kan springen als een bank failliet dreigt te gaan, maar alleen als uiterste redmiddel. Dat betekent dat er dus toch belastinggeld naar banken kan gaan, althans geld waar Europese belastingbetalers gezamenlijk garant voor staan. Deze nieuwe maatregel gaat pas na 2020 in. Banken komen er alleen voor in aanmerking als ze genoeg gedaan hebben om hun balansen op te schonen. Dat is vooral in het zuiden van Europa hard nodig, waar veel bedrijven en particulieren hun leningen van voor de crisis niet meer terug kunnen betalen.
(Nog) geen Europees depositogarantiestelsel
Het is (nog) niet gelukt om afspraken te maken over een gezamenlijke depositogarantiestelling. Nu staan Nederlandse banken gezamenlijk garant voor het spaargeld dat consumenten hun hebben toevertrouwd. Mocht een bank failliet gaan, dan is het spaargeld tot 100.000 euro veilig.
Om echt tot een Europees bankenstelsel te komen, zou zo'n garantiestelling ook Europees geregeld moeten worden, zo is de gedachte. Dat zou voorkomen dat spaarders hun geld in een ander euroland stallen, zodra hun land in de problemen komt en dan vanzelf een crisis veroorzaakt. Zo'n kapitaalvlucht bracht Griekenland in 2015 aan de rand van de financiële afgrond.