Chinese turners troeven Rusland nipt af op WK, Oranje achtste
De Nederlandse turners zijn bij de WK in Doha als achtste geëindigd in de finale van de landenwedstrijd. Daarmee leverde de Oranje-formatie één plek in ten opzichte van de kwalificatie.
China veroverde voor de twaalfde keer het goud. Rusland kwam uiteindelijk 0,049 tekort voor de hoogste trede van het ereschavot.
Titelverdediger en olympisch kampioen Japan, dat in 2015 de hegemonie van China (sinds 1994 goed voor tien van de elf titels) wist te doorbreken, moest genoegen nemen met het brons. De topdrie hield, behalve het eremetaal, ook een ticket voor de Spelen van 2020 in Tokio over aan de prestaties in Doha.
Eerste keer
Het was de eerste keer in de historie dat Nederlandse mannen zich mochten melden voor de finale van het landentoernooi op een WK, waarin plaats is voor acht teams.
Aanvankelijk turnde de ploeg, bestaande uit Epke Zonderland, Casimir Schmidt, Bart Deurloo, Frank Rijken en Bram Louwije, naar vermogen. Maar nadat op sprong, brug en rek nauwelijks fouten waren gemaakt, ging het op vloer mis bij Rijken, die daar minstens twee punten inleverde. Deurloo kwam vervolgens ten val bij het paard voltige.
Vinkentouw
Ook op het hoogste niveau werden fouten gemaakt en één zo'n misser dreigde China de titel te gaan kosten. In de laatste ronde moest slotturner Xiao Ruoteng loslaten op de rekstok, wat hem in zijn score een vol punt scheelde.
Het op het vinkentouw zittende Rusland zag zijn kans schoon. Nikita Nagornyi had in de kwalificatie 13,966 geturnd en een herhaling zou voldoende zijn om de Chinezen in de eindrangschikking te passeren. Maar ook hij maakte onderweg een foutje, waardoor hij uitkwam op 13,733 terwijl 13,782 nodig was.
Mindere scores
China en Rusland haalden een mindere score dan in de kwalificatie. In de finale kwamen per toestel voor elk land drie turners in actie en waren er geen resultaten die geschrapt konden worden, wat in de kwalificatie nog wel het geval was.
China finishte uiteindelijk op 256,634 punten, terwijl Rusland, dat als de Sovjet-Unie in 1991 voor het laatst wereldkampioen was, op 256,585 punten bleef steken. Japan, dat aantrad met de niet fitte superster Kohei Uchimura, eindigde op 253,744 punten.
Met 240,660 moest Oranje, dat het vooral op rek (vierde) en brug (vijfde) goed deed, ruim drie punten toegeven op Brazilië, dat als zevende eindigde. In de kwalificatie was Nederland nog tot 245,663 punten gekomen.