Noodtoestand in Turkije na twee jaar beëindigd
De noodtoestand in Turkije is na twee jaar opgeheven. Vannacht is er een eind aan gekomen doordat hij niet is verlengd.
De noodtoestand werd ingesteld na de couppoging van juli 2016 en werd sindsdien elke drie maanden verlengd. President Erdogan beloofde in juni dat hij de noodtoestand zou opheffen als hij opnieuw tot president werd gekozen.
Erdogan kon de afgelopen twee jaar per decreet regeren (dus zonder instemming van het parlement) en rechten en vrijheden van de Turken inperken. Volgens hem was dat nodig in de strijd tegen het terrorisme, en met name tegen de aanhangers van de in Amerika wonende geestelijke Gülen, die volgens hem achter de mislukte staatsgreep zat.
Sinds juli 2016 zijn volgens officiële cijfers minstens 77.000 mensen gevangen gezet, onder wie journalisten en politici van de oppositie. Tientallen kranten en andere mediaorganisaties zijn gesloten. Minstens 130.000 ambtenaren en 4000 rechters en officieren van justitie zijn ontslagen. Nog maar twee weken geleden raakten 18.000 leraren, politiemensen en militairen hun baan kwijt.
Volgens critici van Erdogan zal het opheffen van de noodtoestand niet veel veranderen. Door een recente wijziging in de grondwet heeft de president meer macht gekregen. Ze zeggen dat de noodtoestand onder het mom van normaliteit in feite permanent zal worden.
Er ligt volgens het Duitse persbureau DPA een wetsontwerp voor "de strijd tegen de terreur in de normale toestand". Die wet biedt bijvoorbeeld de mogelijkheid om rechters, militairen en ambtenaren te ontslaan en hun paspoort in te nemen. Ook blijft de vrijheid van vergaderen beperkt. Verdachten kunnen zonder meer tot twaalf dagen in een politiecel vastgehouden worden.