Schoolkinderen sporten genoeg, maar helft beweegt te weinig
Bijna de helft van de Nederlandse kinderen beweegt te weinig. Volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek voldoet 45 procent van alle kinderen tussen de 4 en 12 jaar niet aan de beweegrichtlijnen. Het is voor het eerst dat het CBS dit onderzocht heeft.
Het advies voor schoolkinderen is om elke dag minstens een uur matig intensieve inspanning te leveren, zoals fietsen, wandelen of rustig zwemmen. Het zijn activiteiten die wat moeite kosten, maar waarbij praten mogelijk blijft.
Drie keer per week moeten daar spier- en botversterkende activiteiten bij komen zoals springen, rennen, dans of krachttraining. Ook traplopen valt daaronder.
Bijna alle kinderen (99,4 procent) doen voldoende spier- en botversterkende activiteiten. Volgens opgave van de ouders doet bovendien twee derde van alle kinderen wekelijks aan sport.
Ouders geven niet het goede voorbeeld
Bij de dagelijkse beweging laat een groot deel het afweten. Slechts 55 procent van de kinderen voldoet aan deze richtlijn. Verschil tussen jongens en meisjes is er niet.
Overigens doen de ouders het slechter dan hun kroost. Bij de volwassenen met minstens één kind haalt 47 procent de richtlijn (2,5 uur matige inspanning in de week, 2 keer per week spier- en botversterkende activiteiten). Een kwart laat het in die laatste categorie afweten.
Vorig jaar bleek uit onderzoek van het Mulier Instituut dat jongeren steeds minder sporten. In 2016 deed 70 procent van de tieners elke week aan sport. Vijftien jaar eerder was dat 80 procent.